Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Krishna

betekenis & definitie

Krishna - (de zwarte), in de Indische mythologie de achtste incarnatie van Wishnoe. Uit de oude gedeelten van het Mâhâbâarata (zie ald.) blijkt, dat K. een vorst der Jâdawa’s was, door wiens listige aanslagen de Pândava’s de overwinning behaalden op de Kaurawa’s. Tengevolge van den vloek der moeder van de Kaurawa s doodde hij zijn eigen verwanten, werd later zelf door een jager, die hem voor een gazelle hield, gedood en zijn stad Dwâraka door de zee verzwolgen. Aan de hulp, die hij den overwinnaars verleend had, is het toe te schrijven, dat hij langzamerhand tot goddelijke waardigheid verheven en geheel met Wishnoe geidentificeerd werd.

Reeds in de jongere gedeelten van het Mâbâhârata treedt het streven, hem als god voor te stellen, duidelijk aan het licht. Zoo wordt hem de onder den naam Bhagawadgitâ beroemde episode in den mond gelegd; geheel aan hem gewijd is de Harivamça. De legende verhaalt dat hij een zoon van Wasudeva en Dewaki was en op wonderbare wijze ontkwam aan de vervolgingen van zijn oom Kamsa. Hij werd door den herder Nanda en diens vrouw Jaçodâ onder de herders opgevoed en zijn liefdesavonturen met de herderinnetjes, vooral zijn liefde voor Râdhâ, zijn herhaaldelijk bezongen, het schoonst in den Gitagôvinda.

< >