Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vloek

betekenis & definitie

Vloek - een in woorden uitgedrukte wil, die zich richt tegen eenig persoon of voorwerp. Voor ons bewustzijn „doet” de v. op zich zelf niets, is niet anders dan een uiting van kwaadwillige gezindheid, die, zoolang zij zich niet uit in daden, geen effekt heeft. Voor het naïeve bewustzijn, met zijn mystieke levenswaardeering, zijn komplex aanvoelen der dingen en zijn konkreet denken, is dat heel anders.

Daar is de v. iets reëels, de vloekwoorden zijn „geladen” met een krachtstof, die met de woorden in het lichaam van den vervloekte binnendringt, en zich daar „ontlaadt”. En die vloekstof is te werkzamer, naarmate hij, die den v. uitsprak, machtiger is. De werkdadigste v. is dus de v. van een god, een koning, een stamhoofd, een priester, een familievader, enz.

Door het zelfstandig-werkzaam karakter van den v. kan hij ook-niet worden herroepen; is hij eenmaal uitgesproken, dan werkt hij als een afgeschoten torpedo: werkt door eigen innerlijke kracht door, onafhankelijk van wie hem uitsprak. Alleen door een nog „krachtiger” v. kan de eerste worden geneutraliseerd (vgl. 1 Sam. 14: 44, 45, hetzelfde geldt ook van den „zegen”: Gen. 27 : 35). Hij, tegen wie een v. is uitgesproken, is, al merkt hij er niet aanstonds de verderfelijke werking van, voortdurend in gevaar: hij is door de vloekstof „besmet”. De v. is dus de materialisatie van een booze kracht, die door het vloekwoord wordt overgedragen. (Dat overdragen kan overigens ook op andere wijze geschieden: door op iemand te spuwen, naar iemand te wijzen, iemand aan te raken, enz.; vgl. hoe door „handoplegging” een „zegen” wordt medegedeeld). Als regel geldt dat de vloekwoorden overluid worden gesproken, d. i. dat werkelijke woorden zijn, realiteiten, die zich in den vervloekte „ontladen”.

Hij, die den v. uitspreekt, heeft het in zijn macht, hoe hij werken zal, wat er dan ook vaak wordt bijgezegd. Zoo zal de gevloekte aarde (Gen. 3 :17 v.v.) doornen en distelen voortbrengen. Een eenmaal uitgesproken v. kan jarenlang werkzaam blijven. Vooral de Grieksche Tragici geven sprekende voorbeelden van een vele geslachten door werkzaam blijvende v. (Oedipus, Ajas, Klytaimnestra, Orestes, Eteokles, Laios e. a.).

De v. als zelfstandig werkende macht komt nergens duidelijker uit, dan waar een v. op een voorwerp wordt gelegd (met „vloekstof” besmetten), om dat voorwerp gevaarlijk te maken voor ieder die het aanraakt. Bij vele volken is dat een middel tot bescherming van den persoonlijken eigendom; zie TABOE. Ook in de naïeve rechtspraak bekleedt de v. een plaats: de verdachte wordt plechtig gevloekt in tegenwoordigheid der goden; is hij schuldig, dan treft hem vroeg of laat de goddelijke straf. (Vgl. Hand. 5 : 9). De eed is een soort voorwaardelijke zelfvervloeking: als ik dit of dat gedaan heb of doen zal, dan moge de goddelijke gerechtigheid mij treffen. De eed als geestelijke pijnbank ontleent zijn werkzaam karakter aan het geloof, dat de v. bij meineed in werking treedt. De Christelijke Religie heeft ook dit begrip met een zedelijken inhoud gevuld.