Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kraambed

betekenis & definitie

Kraambed, puerperium, is de tijd tusschen het einde der baring en den terugkeer der geslachtsorganen tot den toestand van vóór de zwangerschap. Van dit laatste geldt, dat deze nooit meer terugkeeren tot vorm en grootte, die zij voor de eerste zwangerschap hadden; de baarmoeder blijft altijd iets grooter; de in de scheede komende baarmoederlippen dragen de kenteekenen der verwonding tijdens de baring. Onmiddellijk of kort na de baring krijgt de kraamvrouw meestal een koude rilling, gevolg van vermoeienis, ontblooting van het lichaam, enz.; de lichaamstemperatuur is dan ook meestal iets verhoogd. Dit heeft geen pathologische beteekenis.

Spoedig daarop valt de kraamvrouw in een verkwikkenden slaap. In de eerstvolgende dagen ligt de kraamvrouw rustig te bed; de lichaamstemperatuur blijft normaal. Door gemoedsbewegingen, kan de temperatuur stijgen, zonder dat dit beteekenis heeft. Toch dient bij elke verheffing der temperatuur nauwkeurig de oorzaak te worden nagegaan, omdat ook ziekten, in het bijzonder de gevreesde kraamvrouwenkoorts, de oorzaak kunnen zijn. De pols is tijdens het k. in het algemeen langzaam, 60—64 per minuut. De eetlust is meestal gering, wel in hoofdzaak door de bedrust; de dorst is, vooral in de eerste dagen, wat toegenomen. De ontlasting is traag; niet alleen door de bedrust, doch ook door de verminderde peristaltiek als gevolg der plotselinge verruiming der buikholte. Het belangrijkst zijn natuurlijk de veranderingen in de geslachtsorganen tijdens het k. De baarmoeder wordt langzamerhand kleiner totdat zij ongeveer, hoewel niet geheel, de grootte van vóór de zwangerschap bereikt.

De binnenbekleeding, de decidua, wordt in dien tijd afgestooten. De uitwendig waarneembare verschijnselen bestaan uit vochtverlies uit de baarmoeder. Deze kraamzuivering, lochiën, bestaat in de eerste dagen vrijwel uitsluitend uit bloed. Langzamerhand komt er meer en meer een deveus vocht bij; het bloed vermindert. Op den 11en of 12en dag hebben de lochiën een min of meer etterig karakter en een eigenaardigen zoetigen geur.

Verminderend in hoeveelheid blijven zij tot de 5e of 6e week na de baring aanwezig. Vooral in het begin vindt men in de lochiën stukjes van het afgestooten baarmoederslijmvlies. Naast de involutie van de baarmoeder staat ook die van de scheede, de uitwendige geslachtsorganen en de weeke deelen van het kleine bekken. De prikkel, dien het zuigende kind op de borsttepel uitoefent, is waarschijnlijk de oorzaak, dat vooral in de eerste dagen van het k. samentrekkingen van de baarmoeder, de z.g. naweeën, optreden. Naast verschijnselen van involutie tijdens het k. staat er een van verhoogde ontwikkeling en functie, n.l. de borstklier en de zogafscheiding; zie ZOGKLIEREN.

< >