Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Baarmoeder

betekenis & definitie

Baarmoeder - (uterus), een deel van het vrouwelijk geslachtsapparaat, bij den mensch een peervormig orgaan, dat in den onderbuik tusschen blaas en endeldarm is gelegen. De baarmoeder is ongeveer 6 a 7 cM. lang, van boven 4 a 5 cM. en onderaan 1 tot 3 cM. breed. Onder normale omstandigheden ligt zij iets voorovergebogen in de richting van de blaas. Deze normale stand heet anteversie; een overdrijving van dezen stand heet anteflexie; ligt de baarmoeder daartegen naar achteren, dan spreekt men van retroflexie.

Aan den bovenkant wordt de baarmoeder nog door een plooi van het buikvlies bekleed. Zijwaarts van de baarmoeder strekt zich een breede band uit (breede baarmoederband); ook andere banden gaan van haar uit. Door deze banden wordt weliswaar de baarmoeder niet gefixeerd, maar zij voorkomen toch, althans in normale omstandigheden, te sterke afwijkingen in den stand. De baarmoeder zelf is beweeglijk; zij verplaatst zich iets door vulling van blaas of endeldarm. De baarmoeder is een hol orgaan, dat grootendeels uit spierweefsel bestaat; de holte is van binnen met een slijmvlies bekleed. In de baarmoeder mondt uit, aan de bovenzijde links en rechts, een eileider.

Het onderste smallere gedeelte van de baarmoeder puilt in de scheede uit. De baarmoederholte zet zich in dit gedeelte als een nauw kanaal voort (cervicaalkanaal), dat naar de zijde van de scheede een opening (baarmoedermond) vertoont. Langs dezen mond en door dit kanaal kunnen de spermacellen in de baarmoederholte doordringen. Het slijmvlies van de baarmoederholte ondergaat periodiek veranderingen; zie MENSTRUATIE, Tijdens de zwangerschap wordt de baarmoeder aanzienlijk vergroot; na de zwangerschap wordt zij weer kleiner, doch blijft iets grooter dan zij in maagdelijken toestand was. Bij de lagere zoogdieren is de baarmoeder verdubbeld; bij de hooger ontwikkelde zoogdieren ziet men hiervan nog aanduidingen ; bij de knaagdieren b.v. bevindt zich in de baarmoeder een tusschenschot; bij andere (b.v, paarden) is de baarmoeder niet peervormig, maar loopt van boven in twee hoornvormige deelen uit.

Liggingsafwijkingen. Onder normale omstandigheden ligt de b. iets voorover gebogen (anteversie). Is deze vooroverbuiging sterker, zoodanig, dat een knik ontstaat, dan spreekt men van anteflexie. Ligt de b. achterover, dan heet dit retroflexie; door leeken meest genoemd achteroverkanteling van de b. Deze afwijking komt veel voor; soms wordt zij toevallig bij onderzoek waargenomen, zonder dat zij tot eenige klacht aanleiding had gegeven. In zoo’n geval is een behandeling onnoodig. Maar de liggingsafwijking kan ook diffuse klachten en menstruatiestoornissen veroorzaken; dan is correctie van den stand noodig. De b. is zeer beweeglijk, zoodat het den arts in den regel gemakkelijk valt, om het orgaan weer in den goeden stand te brengen. Maar om de b. ook in dezen stand te houden, is het dragen van een baarmoederring dikwijls noodzakelijk.

In enkele gevallen gaat men ook wel eens tot operatieve behandeling over. Het kan zijn, dat door adhaesies de b. in haar abnormalen stand wordt gefixeerd; in die gevallen kan zij slechts door een operatie op de goede plaats worden teruggebracht. Uitzakking der baarmoeder is meestal het gevolg van een of meer baringen. Zij kan in zeer verschillenden graad optreden, doch bestaat steeds in een verplaatsing van de b. in de richting van de scheede. De uitzakking kan zóó sterk zijn, dat de b. buiten de scheede komt. De behandeling bestaat ook hier weder in het dragen van een baarmoederring; de sterkere graden van uitzakking maken een operatieve behandeling wenschelijk.

Ontwikkelingsstoornissen. De b. kan geheel ontbreken of in een zeer rudimentairen vorm aanwezig zijn. Van menstruatie en zwangerschap is dan natuurlijk geen sprake. Zijn de eierstokken goed ontwikkeld, dan kunnen alle andere secundaire geslachtskenmerken van de vrouw aanwezig zijn; meestal behoudt echter het bekken den kinderlijken vorm. Vervolgens kan de b. in ontwikkeling achterblijven; het orgaan is dan klein, de menstruatie afwezig of gering. Verbetering in dezen toestand is soms mogelijk. Het komt ook voor, dat de b. een vorm vertoont, die bij dieren normaal is: één of twee hoornvormige uitsteeksels, kortweg hoorns genoemd zijn aanwezig, of wel de b. is verdubbeld. Soms kan een en ander tot stoornissen aanleiding geven, b.v. wanneer een zwangerschap zich ontwikkelt in een der hoorns.