Kolloid - (van het Gr. voor lijm), naam voor den toestand van vaste stoffen zooals lijm, gelatine, gom, enz., zg. gelen; staat als zoodanig in tegenstelling met kristalij. De kolloide opl. of solen staan in tegenstelling tot de ware oplossingen; terwijl in de laatstgenoemde de opgeloste stof als enkele molekulen in het oplosmiddel verdeeld is, bevindt zich de kolloid opgeloste stof in grover verdeeling, veelal in deeltjes tusschen 1 en 500 millioenste deelen van een millimeter. Alnaarmate men water, alkohol, aether, enz. als oplosmiddel gebruikt, spreekt men van hydrosolen, aethrosolen, enz. Alhoewel een aantal stoffen speciale neiging hebben om k. opl. te geven, en men vroeger de stoffen zelf dus (op voorstel van Th.
Graham) in kolloiden en kristalloiden onderscheidde, heeft men later bemerkt, dat alle stoffen zoowel in den eenen als den anderen toestand van oplossing te brengen zijn. Kenmerken voor de k. opl. zijn, dat zij stollen en koken bij dezelfde temp. als het oplosmiddel, dat de opgeloste stof niet in staat is een wand eener andere k. stof, zooals perkamentpapier, collodion, te passeeren (dialyse) en dat zij veelal bij opvallend licht min of meer troebel zijn. In het ultramikroskoop ziet men de k. stof in snelle Brownsche beweging; als zij zeer klein zijn verraden zij zich slechts door zijwaarts afge bogen licht. Men onderscheidt suspensoiden of lyophobe en emulsoiden of lyophile kolloiden. Bij de eerstgenoemde (koll. metalen, sulfiden, zwavel, enz.) treedt het koll. gedispergeerde deeltje in geenerlei wisselwerking met de oplossingsvloeistof; de deeltjes zijn vaak vast. Bij de emulsoiden (eiwitten, kiezelzuur, hydroxyden, enz.) daarentegen heeft een sterke wisselwerking met het oplosmiddel plaats. De kolloid verdeelde stof is electrisch geladen ten opzichte van het water, zij beweegt zich derhalve in het electrische veld. De suspensoiden zijn uiterst gevoelig voor kleine sporen van electrolyten.
Bij toevoeging daarvan slaat de k. opgeloste stof neer en is veelal niet meer in koll. opl. te brengen. De emulsoiden daarentegen blijven bestaan, zelfs in tegenwoordigheid van vrij groote hoeveelheid electrolyt, althans van zouten van lichtere metalen. Eenmaal neergeslagen kan men veelal den toestand van k. opl. weer herstellen. De gelen, de producten, die de koll. opl. afzetten, zijn geleiachtige massa’s, die blijkens het ultramikroskopisch onderzoek bestaan uit vaste wanden, waarin zich met vloeistof gevulde capillairen bevinden, die een wijdte van ca. 10 millioenste m.M. hebben. Sommige gelen (b.v. de ongevulcaniseerde caoutchouc in benzol) vertoonen de eigenschap, dat zij onder opname van vloeistof in sterke mate opzwellen („quellen”). — In de ziekteleer bedoelt men met k. een aantal op gelei of lijm gelijkende stoffen, die kleurloos of geelachtig en doorschijnend zijn. Zij kunnen in normale organen voorkomen, bv. in de schildklier, of in ziekelijk veranderde organen of gezwellen.