Kaddo - in ruimeren zin : een inheemsche taalfamilie in de Ver. St. van N.-Amerika; in engeren zin: een der stammengroepen, die tot deze taalfamilie behooren. De voornaamste der overige groepen zijn de Arikara-Indianen in Noord-Dakota, de Pawnee-groep, die vroeger aan de rivier de Platte in Nebraska woonde en de Wichita, die, tezamen met de Kaddo en eenige andere stammen, verspreid waren over bepaalde deelen van Louisiana, Arkansas en Oklahoma. De oudere woonplaatsen der Kaddostammen lagen waarschijnlijk meer naar het Z.W., vanwaar zij zich, met de Kaddo in engeren zin als voorhoede, in Oostelijke richting hebben verplaatst.
Deze laatsten hadden, toen zij voor ’t eerst met de blanken in aanraking kwamen, reeds geruimen tijd aan Red River in Louisiana gewoond. Andere Kaddo-stammen vond men langs de rivieren in N.O.-Texas gevestigd. — De meeste Kaddo-stammen hadden zich aaneengesloten tot verschillende stammenbonden ; slechts enkele bleven op zichzelf staan. Zulk een bond vormde ook de Kaddo-groep in engeren zin. Het feit dat de verschillende bonden onderling verdeeld waren verzwakte hun weerstandsvermogen tegenover den blanken indringer, met het gevolg dat het in ’t begin der 19e eeuw reeds vrijwel met de vroegere macht en omvang der Kaddo-groep gedaan was. — De Kaddo waren van ouds een landbouwersvolk, hoewel zij zich slechts een deel van het jaar in vaste woonplaatsen ophielden; overigens leidden zij een nomadisch jagersbestaan. Zij huisden in kegelvormige hutten, bestaande uit een geraamte van houten palen bedekt met gras. Hun kledingstukken waren voor een deel uit plantenvezels geweven; s winters droegen zij echter buffelhuid. -— De bond omvatte een groot aantal stammen, die elk weer waren onderverdeeld in kleinere groepen. Deze laatsten hadden ieder hun eigen totem, dorp, erfelijk opperhoofd en priester en hun speciale functie in het bondsritueel.