Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hypnose

betekenis & definitie

Hypnose - Sedert de invoering van het woord hypnotisme door den arts James Braid wordt onder h. een eigenaardige toestand aangeduid, die met slaap niets te maken heeft. Ook met spiritisme moet men h. niet verwarren. Tijdens h. bestaat een wakende toestand, die door verschillende bijzonderheden van den normalen wakenden toestand verschilt, doch evenals deze voor physiologisch en psychologisch onderzoek toegankelijk is. H. heeft bestaan overal en altijd daar waar menschen waren, die invloed op anderen wilden uitoefenen.

Bovenal hebben, bij natuurzoowel als kultuurvolken, priesters en geneesheeren de kunst verstaan, door allerlei middelen, vaak van mystischen aard, invloed op hunne omgeving te verkrijgen en de menschen kritiekloos te doen gelooven wat zij wenschten. Het heeft lang geduurd, vóórdat men naar de oorzaak van dezen invloed ging vragen. Meestal speelde een fluidum, dat van den een op den ander zou overgaan, bij de verklaring een rol. Wegens de overeenkomst met den invloed van een magneet op het ijzer speelde in de 16e en 17e eeuw het magnetische karakter van dit fluidum een groote rol. In de 18e eeuw heeft Mesmer dit tot een leer van het dierlijke magnetisme verheven (zie MESMERISME). — Eerst in 1841 ondernam de Schotsche arts Braid een onderzoek naar de eigenaardige geestestoestanden en voerde daarvoor het woord hypnotisme of hypnose in. Sindsdien is onze kennis hieromtrent door een groot aantal onderzoekers als Liébault, Charcot, Heidenhain, Vogt, Hack, Langley, Krafft-Ebing, Forel, Lombroso, enz. zeer toegenomen. Ook is de h. een tijdlang zeer populair geweest en trokken hypnotiseurs rond om séances te geven. Gelukkig ligt deze tijd achter ons, sinds men begrepen heeft, dat de h. niet voor iedereen zonder gevaar is.

Tijdens h. staat dus een persoon onder den invloed van een ander, is hij als het ware een willoos object van dezen geworden. Voorname verschijnselen tijdens dezen toestand zijn de volgende: ten eerste beheerscht de hypnotiseur het psychomotorische gebied, d. w. z. als iemand, die zich in h. bevindt, gezegd wordt een bepaalde beweging uit te voeren, dan doet hij dit, ook al is de beweging zonder zin of zelfs belachelijk. Men heeft hier dus te doen met een prikkeling van de schors der groote hersenen in het motorische gebied (zie HERSENEN) onder den invloed van den wil van een ander. De experimentator kan het lichaam van de gehypnotiseerden in elken gewilden stand brengen en het blijft er in staan (flexibilitas cerea). Ook het gevoelsgebied kan beïnvloed worden en de proefpersoon kan ongevoeligheid of overgevoeligheid verkrijgen, juist zooals de hypnotiseur dat wil. Een naald kan b.v. in den arm worden gestoken, zonder dat het gevoeld wordt. Ook zinsbedrog kan hierbij te voorschijn worden geroepen en iemand kan limonade te drinken krijgen en denken, dat het bier is, als de hypnotiseur heeft verzekerd, dat het bier is. Zoo kunnen allerlei voorstellingen ten slotte tot ontwikkeling gebracht worden, die niet aan de werkelijkheid beantwoorden.

Zoo kan de hypnotiseur iemand wat stukjes papier geven en hij plukt daar bloemen van en verdeelt die in zijn omgeving. Uit dezen hypnotischen toestand kan ook werkelijk slapen te voorschijn komen, als den proefpersoon de gedachte bijgebracht wordt, dat hij zeer vermoeid is en moet gaan slapen. Dan is het bevel om te gaan slapen genoeg om dezen toestand te doen intreden. Ten slotte moeten nog de posthypnotische verschijnselen genoemd worden. Een bevel, dat tijdens de h. gegeven is, kan na het terugkeeren van den normalen toestand worden uitgevoerd, ook al weet de persoon niet meer, wat er met hem is geschied tijdens de h. — Waarschijnlijk kunnen inh. geen andere dingen gedaan worden, dan ook tijdens wakenden toestand mogelijk zijn. De toestand van h. is uitsluitend een toestand van boven het normale uitgaande gevoeligheid voor suggestie van het zenuwstelsel. Hieruit volgt onmiddellijk dit belangrijke, dat de normale toestand en de h. niet scherp ten opzichte van elkaar begrensd zijn, integendeel geleidelijk in elkaar overgaan. Zoo weten wij toch allen ook wel, dat ook in het dagelijksche leven de suggestie een zeer voorname rol speelt.

Wanneer er b.v. over ongedierte gesproken wordt, zal men al spoedig een of ander jeukend plekje op de huid ontdekken, men kan vele personen laten gapen door van vermoeidheid of van het gapen te spreken of b.v. door de vingers langzaam van elkaar en naar elkaar toe te bewegen, alsof men er mede gaapt. Het posthypnotisch uitvoeren van bevelen meent men analoog te zijn aan het houden van een afspraak. Men belooft iets, vergeet het gedurende langen tijd, doch op het juiste oogenblik komt het in de gedachten terug en men voert de afspraak uit. De suggestie van een enkelen persoon over velen ziet men in de geestelijke en vooral in de volksleiders. Voor den geneesheer is de suggestie immers in den grond niets anders dan een h., vaak een belangrijk deel van zijn vermogen. Geruststelling en hoop geven van den patiënt is uitermate veel waard. Vooral de zenuwartsen moeten de suggestie wel dagelijks toepassen. Hierop berust dan trouwens ook de invloed, dien vele kwakzalvers of hunne middelen op de patiënten hebben.

De middelen tot het bereiken van h. zijn verschillend. Gewoonlijk geeft de experimentator den proefpersoon iets in de hand en laat hem er strak naar kijken om een gevoel van vermoeidheid in de oogspieren teweeg te brengen. Een andere wijze is het langs het lichaam strijken van boven naar beneden of het langdurig zeer scherp aanzien. Al deze dingen hebben geen ander doel dan om den proefpersoon de overtuiging te geven, dat er iets bijzonders met hem gebeurt en dat hij in een toestand komt, waarin hij de bevelen van den hypnotiseur zal opvolgen. Zonder zijn weten kan dus niemand in h. komen, het is ten slotte eene autosuggestie, en de hypnotiseur doet niet anders dan deze vergemakkelijken. Is iemand eenmaal gehypnotiseerd geworden, dan gaat de h. een volgende maal meestal veel gemakkelijker. — Zeer belangrijk is de vraag, wat er eigenlijk in het centrale zenuwstelsel tijdens de h. geschiedt. Wij hebben reeds opgemerkt, dat h. geen slaaptoestand is, zoodat men ze daarmede niet vergelijken kan. Veel meer zoude een vergelijking met droomtoestand (zie DROOM) reden van bestaan hebben.

Wij moeten dus aannemen, dat de processen in de hersenen niet principieel van dezelfde processen in normalen toestand verschillen. Bestaat er in principe geen verschil, d. w. z. worden er door indrukken van buiten bepaalde voorstellingen opgewekt en treden deze door associaties met elkaar in verband, zoo bestaat er toch wel een verschil in dien zin, dat de controle op deze voorstellingen tijdens de h. ontbreekt. Daardoor kunnen de meest onwaarschijnlijke dingen zich tot voorstellingen vormen en kunnen de meest onlogische handelingen tijdens de h. verricht worden. Men kan dus zeggen, dat als het ware de remming op de voorstellingen is verdwenen. In wakenden toestand heeft ook dit wel zijn analogon, want het is bekend hoe plotselinge indrukken, schrik e. d. alle andere functies van het zenuwstelsel tijdelijk kunnen onderdrukken (schrikverlamming). Tijdens de h. is nu het geheele gedachtenleven geconcentreerd op de suggesties van den hypnotiseur en worden daarom alle andere functies met groote intensiteit onderdrukt. De praktische beteekenis van de h. moet niet onderschat, toch ook niet overschat worden. Uit het voorgaande is het wel duidelijk, dat alleen zulke verschijnselen door h. beïnvloed kunnen worden, die met het gedachte- of zieleleven in verband staan en dat van eenigerlei invloed op verschijnselen, die op lichamelijke afwijkingen berusten, geen sprake kan zijn.

Ook het gevaar, dat in de h. schuilt, mag niet onderschat worden. Het gemak, waarmede volgende hypnosen op de eerste volgen en de verhoogde prikkelbaarheid, die het individu daardoor krijgt, kunnen ten slotte tot autosuggesties voeren, die het geheele gedachteleven kunnen beheerschen. — De z.g. h. van dieren berust niet op werkelijke, met de h. van den mensch vergelijkbare suggesties. Wanneer men een dier vastpakt, het snel omdraait en neerlegt en eenigen tijd de afweerbewegingen onderdrukt, kan men langzaam de handen wegnemen en het dier blijft dan een poosje liggen om dan ten slotte weer op te staan. Deze verschijnselen zijn vroeger als h. van dieren beschouwd geworden. Uit latere onderzoekingen is gebleken, dat ook bij dieren zonder groote hersenen dezelfde verschijselen op te wekken zijn, zoodat zij niet als verschijnselen van h. te beschouwen zijn. Men is tot de overtuiging gekomen, dat men bij deze verschijnselen te doen heeft met reflexen, die aan bepaalde liggingen gebonden zijn. Na eenigen tijd toch keert een zoo neergelegd dier weer reflectorisch in den normalen stand terug.