Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Droom

betekenis & definitie

Droom - De d. doet zich voor als een proces, dat bewustzijn vereischt. Het is eene onderbreking van den slaap voor bepaalde associaties in de hersenen, terwijl de overige deelen doorslapen. Slaap en droom zijn dus in zekeren zin aan elkaar tegenovergestelde processen. Een d. is dan ook op te vatten als een reactie op een bepaalden prikkel, hetzij dat deze prikkel van buiten komt, hetzij dat hij in het lichaam zelf zijn oorsprong heeft.

Proefondervindelijk is aangetoond, dat door prikkeling, b v. met riekende stoffen, door het maken van geluid bij een slapende, droomen zijn op te wekken. De angstdroom, de benauwdheidsdroom als het lichaam zóó ligt, dat de ademhaling belemmerd wordt, illustreeren dit voldoende. Het is dan ook begrijpelijk, dat droomen het gemakkelijkst zullen optreden, als de slaap niet diep is, het lichaam dus het gemakkelijkst voor prikkels ontvankelijk is. Dit valt in de tweede helft van den slaap. Wat echter een d. zoo onderscheidt van de processen, die tijdens het waken zich in de hersenen afspelen, is de aard van de reactie, die op den prikkel volgt. Deze reactie wordt in wakenden toestand beheerscht door de associaties, die men er logisch aan verbindt. In den slaap vallen deze weg en heeft de fantasie vrij spel. Wakker zijnde en een brandlucht waarnemende, ziet men dadelijk rond om er de oorzaak van te ontdekken; slapende deze lucht waarnemende, kan men haar niet met hare oorzaak vergelijken; zij geeft aanleiding tot een gedachtenreeks, en men droomt b.v. dat het huis in brand staat, men vlucht, de brandweer aanrukt, enz. enz.

Deze reeks vormt den d. Vaak zal in zulk een d. een gedachtenreeks voorkomen, die met de werkelijkheid, of de mogelijkheid, zeer overeenstemt; of met de herinnering van een doorleefd iets klopt. Dit komt, omdat dergelijke gedachtenreeksen als het ware voor de hand liggen. De d. kan ook leiden tot het uitvoeren van bepaalde handelingen, zooals het slaapwandelen bewijst. De d. is een normaal levensverschijnsel. Of zooals Meumann en Exner meenen, tijdens eiken slaap gedroomd wordt, is zeer de vraag. Men moet echter bedenken, dat de herinnering aan den d. zeer verschillend is.

Een intense d., die tot handelingen als het slaapwandelen voert, kan des morgens volmaakt vergeten zijn. Wellicht worden die droomen het best onthouden, die zich kort vóór het ontwaken afspelen. Het menigvuldigst zijn de droomen, die als reacties op licht- of geluidsprikkels zijn te beschouwen; veel zeldzamer die van reuk en smaakgewaarwordingen. Freud meent, dat aan eiken droom een geslachtelijk moment ten grondslag ligt. Bij sommige, min of meer ziekelijke toestanden, die met overprikkeling van de hersenen gepaard gaan, kan het droomen veelvuldiger en intenser dan normaal voorkomen.

Psychologisch is over den dr. nog dit op te merken.

De d. wordt samengeweven door een synthese, gelijkend op diegene, die in het waken wordt voltrokken. Maar de voorwaarden zijn anders. De vaste concentratie der opmerkzaamheid ontbreekt en de veelzijdige kritiek en contrôle van het wakend bewustzijn, hoewel wij ons soms in den d. afvragen of wij droomen en dit ontkennen of ons vroegere droomen als zoodanig herinneren. Het willen ondervindt eigenaardige belemmeringen. Daardoor ontstaan bepaalde veranderingen in den objectieven en subjectieven samenhang (Ik-eenheid) van het zieleleven. Wij zijn b.v. op een bepaalde plaats en terstond daarna (zonder dat ons dit verwondert) op een plaats, ver daar van daan; logische relaties blijven onopgemerkt; gewone ethische en aesthetische beoordeelingen worden veranderd of uitgeschakeld, zoodat wij b.v. zonder schuldbesef slechte of leelijke dingen doen; metamorfosen of splitsingen der persoonlijkheid hebben plaats. Van groot gewicht is zonder twijfel de gezamenlijke, door lichamelijke en geestelijke factoren bepaalde, gevoelstoestand of stemming van het individu.

Wij behoeven echter niet met Freud aan te nemen, dat elke droom is „de verkleede vervulling van een onderdrukten of verdrongen wensch.” — Droom-voorstellingen hebben op besluiten en handelingen der menschen in alle volkeren en tijden invloed gehad. Algemeen verbreid is ook het geloof aan de profetische kracht van droomen. In de Oudheid bestonden droomorakels, waar zieken genezing zochten. In de M.-eeuwen en ook in lateren tijd verbond zich met de d. en hun uitlegging veel bijgeloof. (Cardanus’ Droomboek, 1563). — Zie Schubert, Symbolik des Traumes (4 A. 1862); Wundt, Grundz. der phys. Ps. III (1911), blz. 633 vlgd.; Giessler, 6. d. Tiefen des Traumlebens, 1890; Maury, le Sommeil et les Rêves; Tissié, les Rèves (1898); S. Freud, Ueber d. T„ 2e A. 1911 ; Hacker, Syst. Tr. Beobachtungen, 1911 ; N. Vaschide, le Sommeil et les Rèves, 1911.