Hydrostatica - leer van het evenwicht van vloeistoffen. Werken geen krachten behalve een uitwendigen druk, dan is de toestand van evenwicht daardoor gekenmerkt, dat de druk in de vloeistof overal gelijk is aan den uitwendigen druk en loodrecht staat op elk willekeurig vlakteëlement, dus ook op den wand van het vat, waarin de vloeistof zich bevindt (wet van Pascal). Ook op een in de vloeistof gedompeld lichaam werkt een gelijke druk. Zijn er daarentegen wel krachten werkzaam, dan is de druk niet overal gelijk; hij staat echter nog loodrecht op een vlakteëlement.
In het geval van de zwaartekracht b.v. is de druk des te grooter, naarmate het punt, waar hij gemeten wordt, lager ligt; hij is gelijk aan den uitwendigen druk vermeerderd met een kolom vloeistof van de eenheid van doorsnede, die een hoogte heeft gelijk aan den afstand vanaf de oppervlakte tot aan het punt van meting. Tengevolge van de zwaartekracht is het oppervlak eener vloeistof, indien geen andere krachten werken, horizontaal, d. i. loodrecht op de richting der zwaartekracht. Dientengevolge staat ook in communiceerende vaten de vloeistof even hoog, waarvan gebruik wordt gemaakt bij het fleschjes-waterpas. Door de werking der zwaartekracht ondervindt een in een vloeistof ondergedompeld lichaam een opwaartsche kracht gelijk aan het gewicht der verplaatste vloeistof (wet van Archimedes). Dientengevolge is het mogelijk, dat lichamen, lichter dan water, aan de oppervlakte er van drijven, d. i. gedeeltelijk boven het water uitsteken. Het gewicht van het drijvende lichaam is dan gelijk aan dat van het door het ondergedompelde deel er van verplaatste water.
Ligt het aangrijpingspunt van de opwaartsche kracht, veroorzaakt door den druk van het water, lager dan het zwaartepunt van het drijvende lichaam, dan zal de evenwichtsstand er van niet stabiel zijn, het zal kantelen en een stabielen evenwichtsstand opzoeken. Ligt een deel der vloeistof hooger dan de oppervlakte, waarop de uitwendige druk werkt, dan is de vloeistofdruk hierin kleiner dan deze, en wel bedraagt het verschil weer het gewicht van een tusschengelegen vloeistofkolom van de eenheid van doorsnede. Dit geval doet zich b.v. voor bij een hevel. Gevallen, waarbij een vloeistof in evenwicht is onder den invloed van uitwendige krachten, en het oppervlak der vloeistof niet horizontaal is, doen zich voor bij de verschijnselen der capillariteit. Tengevolge van de capillaire werkingen zou een vloeistofmassa, indien de zwaartekracht niet werkzaam was, de gedaante van een bol aannemen. Zulks is ook waar te nemen bij vloeistoffen, die gesuspendeerd zijn in andere, waarin ze niet oplossen, b.v. olie in een oplossing van hetzelfde soortelijk gewicht in water (oliebol van Plateau).