gelijk
gelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-lijk 1. precies zoals iets of iemand anders ♢ die twee getallen zijn gelijk 1. iemand met gelijke munt betalen [hem op dezelfde manier behandelen]...
Muiswerk Educatief (2017)
gelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ge-lijk 1. precies zoals iets of iemand anders ♢ die twee getallen zijn gelijk 1. iemand met gelijke munt betalen [hem op dezelfde manier behandelen]...
Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)
zoals Toen deed hij gelijk ze hem gezegd had. Een uur later kwam Hortense weer uit de vijver met de diamanten ring. (Marita de Sterck, Vuil Vel) Gelijk' is hier een voegwoord. In Nederland is dit gebruik sterk verouderd. Geen Algmeen Nederlands Gangbaarheid: 7 Vlaamsheid: 1
Peter Bakema (2003)
(bw. en vw.) - gelijk wie, onverschillig wie, wie ook. Hollywoodfilms over creatieve genieën moeten dus wel banaal zijn. Er is niets in Frida dat ons laat voelen dat Frida meer een rebel dan u of gelijk wie was. - Knack, 22-01-2003. - gelijk welke persoon, welke persoon ook. - gelijk wanneer, wanneer ook. Je moet weten d...
Walter De Clerck (1981)
I. Als bijw. In de spreekt, in de verb. gelijk als, zoals: het is gelijk a(l)s ik gezegd heb; - in verb. met vnw.: gelijk wie, wie (dan) ook; gelijk welk(e), om het even welk(e), welke... ook. Meneer Vital vroeg zich af waarom hij juist die jonge drinkebroer meenam. Hij wist het zelf niet en ’t kon hem ook niet sc...
Fa. A.J. Osinga (1952)
s.n., gelyk (it); — geven, meistimme; — hebben, it by de, it rjochte ein hawwe; daar heb jij — in, dat is dyn slach.
M. J. Koenen's (1937)
I. bn. (in het algemeen: geheel met elkaar overeenstemmende in zekere hoedanigheden of (Overeenstemmende in de onderdelen; in bijz. toepassing: 1 overeenkomende in rang, stand, macht, rechten, plichten; 2 overeenkomende in waarde of belang; 3 de juiste tijd aanwijzende; overeenkomende met de standaardtijd; 4 effen, vlak): met gelijke wapenen; van g...
Jozef Verschueren (1930)
(gə'lijk) I. bn. en bw. (-er. -st) [Veroud. lijk, voorkomen ; hetzelfde voorkomen hebbend] 1. geheel met elkaar overeenkomend : -e gang, haast, koers, tred; een bepaalde trek met iemand hebben; met -e wapenen; in -e mate. → aard, gang, grond, monnik. 2. overeenkomend in rang, stand, rechten of plichten: alle burgers zijn voor de wet -....
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: