Herero - of Ovaherero (o v a is in het Z.W.Bantu het klassevoorvoegsel der levende wezens ; het beantwoordt aan het w a of b a in andere Bantu-talen) of Damara, een Bantustam in het vroegere Duitsch-Zuidwest-Afrika. Vroeger waren de H. hartstochtelijke veefokkers ; hoewel zij zelden een stuk vee opaten, gingen zij geheel in de zorg voor hunne kudden op. Hun hoofdvoedsel vormde melk, die in nooit gereinigd vaatwerk werd getapt en dus onmiddellijk zuur werd. Hun kleeding bestond nagenoeg geheel uit leder.
De mannen droegen een gordel, twee schortjes, één van voren en één van achteren, kniebanden en sandalen. De vrouwen waren getooid met een soort lijfje van smalle reepen leer, bezet met stukken struisvogeleierschaal of ijzeren kralen. Verder droegen zij een klein schortje met een grootere er over heen en een rugmantel; en op het hoofd een helm met drie overeindstaande leeren punten. Het teeken van moederschap was een soort hoofdband van zware ijzeren kralen. Groote hoeveelheden van diezelfde kralen werden ook om de onderarmen en de onderbeenen gewonden, zoodat de gansche opschik van een welgestelde vrouw een enorm gewicht bereikte.
De woningen zijn halve-bolvormige hutten bestaande uit een geraamte van takken, dichtgemaakt met gras en boombast en overdekt met een mengsel van koemest, leem en bloed.
Een belangrijke rol wordt in het leven der H. gespeeld door de vuurvereering en den voorouderdienst. Het stamouderpaar heet te zijn voorgekomen uit den Zuidafrikaanschen eik (Combretum primigenium); vandaar dat in ieder dorp zulk een boom stond of althans een tak ervan, in welks onmiddellijke nabijheid geofferd werd. Het altaar was een aschhoop waarop een speciaal daarmee belaste vrouw iederen morgen het heilige vuur moest ontsteken; daartoe moest zij in haar in de nabijheid gelegen hut een eeuwig vuur onderhouden. Ging dit vuur bij ongeluk uit, dan moest het door boring met een heilige vuurboor vernieuwd worden. — De H. gelooven ook aan een opperwezen, schepper van alles, dien zij echter niet vereeren.
Zie: G. Fritsch, Die Eingeborenen Südafrikas, Breslau 1872; G. W. Stow, The native Races of South Africa, London 1905.