Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Haarlemmermeer

betekenis & definitie

Haarlemmermeer was door de samengroeiïng van een aantal grootere en kleinere plassen ontstaan (het Oude-, het Spieringer-, het Lutke- en Leidschemeer). Die samengroeiïng was door de vervening zeer in de hand gewerkt. Verscheiden dorpen bij en tusschen die plassen gelegen waren in ’t water verdwenen (Riedwijc of Rijk, Beinsdorp, Nieuwerkerk). Reeds in ’t midden der 17e eeuw, toen het Amsterdam en Leiden bedreigde, werd op de wenschelijkheid van droogmaking gewezen en werden er plannen voor ontworpen, door Jan Adriaansz.

Leeghwater in het Haarlemmermeerboek, herhaaldelijk gedrukt, in de 18e eeuw door Cruquius en Noppen met den landmeter Bolstra, in 1796 door Klinkenberg en Goudriaan, in 1808 door Blanken. De verhandeling van Baron van Lynden (1819), door Prof. de Gelder en een ongenoemde bestreden, werd in 1829 nader uitgewerkt door Blanken en Mentz. Het Heemraadschap Rijnland meende echter het meer, dat 11/13 van Rijnlands boezem besloeg, als waterbergplaats niet te kunnen missen en zich te moeten bepalen tot zijn beteugeling o. a. door den aanleg van een dijk aan de Z.en Z. O.-zijde (1767). In het Katwijksch kanaal, gegraven van 1804—07, verkreeg het echter een veel beter middel tot waterafvoer dan het tot dusver had gehad in de waterwegen naar het IJ. Het onheil, door het meer in 1836 tot tweemaal toe aangericht, in Nov., toen het 5000 H.A. land overstroomde en Amsterdam naderde en in Dec., toen het 7500 H.A. en een deel van Leiden onder water zette, deed de regeering krachtig optreden en na verwerping door de 2e Kamer van een eerste wetsontwerp in 1838 werd een tweede aangenomen tot droogmaking van Staatswege.

Onder de regeering van Willem II werd de ringvaart gegraven op een diepte van 2.5 M. en een breedte van ± 40 M., later op verschillende plaatsen nog verwijd. Binnen deze werd de ringdijk, lang ± 11 uur, aangelegd en werden de 3 pompstoomgemalen de Leeghwater, de Cruquius en de Lynden gebouwd, terwijl door ’t graven van ’t Nieuwe of Oegstgeester Kanaal de waterafvoer bij Katwijk verbeterd werd. De droogmaling begon in 1848 eerst alleen door de Leeghwater, evenals de later gebouwde Cruquius en Lynden, een pompgemaal van groote capaciteit. Geulen werden uitgebaggerd om de diepste plekken in gemeenschap met de stoomgemalen te brengen.

In 1852 kwam ’t werk gereed. 18277 H.A. land was verkregen. ƒ 9 millioen met de rente had het werk gekost; de verkoop der landerijen bracht bijna f 7 millioen op. Door den polder loopt de Hoofdvaart van de Lynden naar de Leeghwater; de Lynden is in 1893 door 2 centrifugaalgemalen in 2 aangrenzende gebouwen vervangen. De Kruisvaart voert het water naar de Cruquius, die sedert 1893 een reservemachine is. De Leeghwater is in 1912 geheel omgebouwd tot een Dieselgemaal (met door petroleum gedreven Dieselmotor). De polderbodem ligt op ongeveer -f4 A.P.; het polderwaterpeil is -p 5,20 A.P., Rijnlands boezempeil -P 0,65 A.P. Zeeklei, zand en veen vormen de grondsoorten. Op verschillende plaatsen liggen stukken oud land, veengrond dus, binnen de ringvaart besloten, o.a. de eilandjes Abbenes en Beinsdorp. Bijna al die grond is verveend in het droge en de ondergrond, voor zoover ’t eigendom van den polder, later verkaveld. De vruchtbaarste gronden liggen aan den Z. O.-kant aan de Lisserbroek en bij Sloten, de schraalste aan de N.W.-zijde, bij Beinsdorp en bij Abbenes.

De eerste bevolking vloeide uit verschillende landbouwstreken van het land samen. ¾ van de oppervlakte wordt als bouwland gebruikt, ook de tuinbouw breidt zich van uit Aalsmeer en Halfweg uit, verder is er veeteelt. Het eerste gewas was o. a. koolzaad. Tegenwoordig worden er tarwe, haver, suikerbieten peulgewassen en vlas verbouwd. De polder vormt de gemeente Haarlemmermeer, die ± 21.000 inw. telt. In ’t kruispunt van de beide hoofdvaarten ligt Hoofddorp. Dan kunnen nog genoemd worden Nieuw Vennep (’t oude was een veer tusschen ’t Oude Haarlemmermeer en ’t Leidsche meer) en Abbenes.