Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Grondrente

betekenis & definitie

Grondrente - A. Juridisch 1) in ruimen zin een last rustend op den eigendom van een onroerend goed, bestaande in een verplichting van den eigenaar om aan een derde periodiek uitkeeringen in geld of in voortbrengselen van den grond te doen. Het begrip omvat dan zoowel grondrente in engeren zin als tiend. — 2) In engeren zin een last, als onder 1 bedoeld, bestaande in een bepaalde geldsom of een bepaalde hoeveelheid voortbrengselen, zulks in tegenstelling met tienden, waarbij een evenredig deel van den opbrengst van het land verschuldigd is. Gr. in dezen zin wordt ook wel als uitgang, cijns, tijns, oud-eigen aangeduid. De gr. zijn veelal van feodalen oorsprong, maar kunnen ook thans nog worden gevestigd.

Het verleenen van dit recht aan een ander kan verschillende oorzaak hebben. Veelal echter heeft het zijn ontstaan te danken daaraan, dat bij eigendomsoverdracht de oorspronkelijke eigenaar zich dat recht voorbehoudt. Dat voorbehoud kan ook ton voordeele van een derde strekken (784 B. W.).— Ingeval van een dergelijk voorbehoud kan nooit op grond van wanbetaling der rente het goed worden teruggevorderd (785 B. W.). — Gr. is een zakelijk recht. Zij rust bij uitsluiting op het goed zelf. In geval, van deeling blijft ieder deel voor de geheele rente verbonden, zonder dat, in eenig geval, de persoon van den bezitter in zijn overige goederen daarvoor aansprakelijk is (786 B.W.).

— Berust gr. op eenen titel, zoo zal deze in de daartoe bestemde openbare registers moeten worden overgeschreven (784 B. W.). — Gr. kunnen altijd worden afgekocht, zelfs als het tegendeel uitdrukkelijk bedongen was. Wel is het geoorloofd de voorwaarden van afkoop te bepalen of te bedingen, dat de rente niet kan worden afgekocht dan na een bepaald tijdsverloop, dat echter niet meer dan 30 jaren mag bedragen (798 B. W.). — Art. 799 B. W. regelt de voorwaarden van afkoop, indien daaromtrent niet is overeengekomen. Afkoopsom is dan 20 maal het jaarl. verschuldigde.

— Zie voor de wijzen, waarop gr. teniet gaan art. 801 B. W. — Alle deze bepalingen gelden slechts voor gr., welke onder de werking van het B. W. zijn ontstaan. Oudere worden door de destijds geldende bepalingen beheerscht (802 B. W.). — Gr. komen ten laste van den vruchtgebruiker van het goed (843 B. W.). — Het recht van gr. is onroerend (564 B. W.) en als zoodanig vatbaar om met hypotheek te worden bezwaard (1210,1219 B. W.). — Zie voor uitwinning van iemands recht van gr. artt. 491, 544-550 Rv.

B. Economisch duidt men als gr. aan de pacht, welke van land kan worden bedongen, in het bijzonder voor zoover deze niet als belooning voor daarin gestoken kapitaal kan worden beschouwd. Het feit, dat het land ook zonder eenige werkzaamheid van den eigenaar of diens voorgangers, als zuivere natuurgave dus, soms aan dien eigenaar inkomsten oplevert, trok reeds vroeg de aandacht der economisten en was mede aanleiding tot de stelling der Physiocraten, dat de grond alleen een „produit net” opleverde.

Door Ricardo werd de juiste aard der pachtwaarde naar voren gebracht. Hij wees erop, dat in een nog niet in cultuur gebrachte streek de eerste landbouwers geen pacht zullen hebben te betalen. Zij zullen eenvoudig het vruchtbaarste land in gebruik nemen. Nadat echter dat meest vruchtbare land is bezet, zal wie daarna komt slechts minder vruchtbaar land open vinden. Hij zal dan de keus hebben tusschen in gebruik neming daarvan of het pachten van reeds door anderen in bezit genomen grond. Hoeveel pacht hij voor dezen laatsten zal overhebben zal afhangen van de wederzijdsche vruchtbaarheid der gronden. De pachtwaarde van het land zal dus uitdrukken het verschil in opbrengst van dat land en van een gelijke uitgestrektheid van het beste nog beschikbare land. De pachtwaarde zal dus stijgen, naarmate ook slechter land in gebruik moet worden genomen, en daar dit veelal steeds meer zal noodig worden, naarmate de bevolking zich uitbreidt, zal bij bevolkingstoeneming de pachtwaarde de strekking hebben te stijgen. — Men heeft aan Ricardo tegengeworpen, dat het niet waar zou zijn, dat steeds de vruchtbaarste gronden het eerst in cultuur worden gebracht.

Deze opmerking moge juist zijn, zij tast den kern van Ricardo’s leer niet aan. Slechts volgt eruit, dat het woord vruchtbaar beter door een ander woord (b.v. geschikt) vervangen wordt. Die geschiktheid van den grond boven anderen kan evengoed het gevolg zijn van zijn ligging, b.v. ten opzichte van verkeersmiddelen of in de nabijheid van een belangrijk bevolkingscentrum, als van de natuurlijke vruchtbaarheid. — Aan de juistheid van Ricardo’s verklaring der pachtwaarde wordt ook geen afbreuk gedaan door het feit, dat tijdelijk of plaatselijk ook bij toenemende bevolking de pachtwaarde kan dalen. Dit had b.v. na 1870 in Europa plaats, toen door de enorme uitbreiding der graanproductie in Amerika de graanprijzen werden gedrukt. Door gewijzigde verkeerstoestanden was de geschiktheid van gronden in ver verwijderde streken voor graanbouw plotseling toegenomen en overtrof zij in vele gevallen die van tot dusver in Europa voor die cultuur gebruikten grond. — Hoewel Ricardo zijn leer in het bijzonder met het oog op landbouwland heeft verkondigd, geldt zijn verklaring evenzeer voor b.v. bouwterreinen.

Juist daarbij valt dikwijls waar te nemen, dat geheel buiten toedoen van den eigenaar de pachtwaarde (veelal gekapitaliseerd tot verkoopwaarde) enorm naar boven kan gaan. — Ricardo’s leer kan zelfs nog als van veel ruimer geldigheid worden beschouwd. Zijn verklaring van de pachtwaarde kan mutatis mutandis in het algemeen ook op andere monopoliewinsten worden overgebracht. Men houde daarbij in het oog, dat deze niet steeds onafhankelijk van het toedoen van wie haar geniet, ontstaat, maar dat is ook bij stijging der pachtwaarde van land allerminst steeds het geval. Menigmaal stijgt de pachtwaarde door de werkzaamheden van den eigenaar en door de kapitalen daarbij veelal aangewend. — Ten slotte zij nog gewezen op een belangrijke door Ricardo zelf uit zijn pachtleer getrokken consequentie: graan is niet duur, omdat er pacht wordt opgebracht, maar pacht wordt betaald omdat het koren duur is. Dat feit toch leidt tot het ingebruiknemen van ook minder geschikten grond.

< >