Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gog

betekenis & definitie

Gog - naam van een mythischen koning, die, volgens de profetie van Ezechiël (6e eeuw v. Chr., hoofdst. 38 v.), in bondgenootschap met volken uit ’t N., zal aanvallen op het in Kanaän herstelde Israël, maar door Jahwe op Israëls bergen zal worden verslagen. In de El-Amarnabrieven (1400 v. Chr.) komt de naam Gâga voor (die vorm komt overeen met ’t latere Hebr. G.), in de beteekenis van „barbaar (uit ’t N.)”; vgl. GOETEËRS.

Het zijn oude sagen, vaak vermengd met onduidelijke half-historische herinneringen, die dan steeds weer op de telkens zich voordoende omstandigheden worden toegepast. Vgl. b.v. Jer. 4, 5 vv.: „de vijand uit ’t N.", waarsch. eerst opgevat als de Scythen, dan als de Chaldeën; ook 1, 15; Jes. 5, 26 enz. — Het volk of land van G. heet Magog, gewl. opgevat als een Scythische stam (Gen. 10, 2). Later werd veel gespeculeerd over „den vijand van den eindtijd”, en werden G. en Magog beide opgevat als 2 volken (vgl. Openbaring v. Joh. 20, 8).

< >