Geuns (matthias van) - Nederl. geneeskundige, geb. 1736 te Groningen, bezocht in 1761 de hoogeschool aldaar, waar hij zich aanvankelijk vooral op de letteren toelegde; weinig later nam zijn vader wel ’t besluit hem voor den handel op te leiden, doch door dringenden raad van verscheidene vrienden kwam deze op zijn besluit terug; G. legde zich nu op het bespiegelende gedeelte van de geneeskunde toe, waarin hij vooral van Doeveren tot leidsman had. In 1768 verdedigde hij in het openbaar zijn Disquisitio physiologica de eo, quod vitam constituit in corpore animali. Daarna bezocht hij de Leidsche hoogeschool om de lessen van Albinus, Gaubius, Winter en Van Rooijen bij te wonen en begaf zich daarna naar Parijs, waar hij toegang kreeg tot de verschillende hospitalen. Na omtrent een jaar te Parijs vertoefd te hebben, keerde G. in 1760 naar Leiden terug, bracht den volgenden winter een bezoek aan Amsterdam om er de ontleed- en heelkundige lessen van Camper te hooren en vei kreeg in Juni 1761 den graad van doctor in de geneeskunde, na openlijk zijn Dissertatio pathologica de morte corporea et causis moriendi verdedigd te hebben.
Hij zette zich als geneesheer te Groningen neer en verwierf spoedig een grooten naam en een uitgebreide praktijk. Bijzonder legde hij zich hier toe op al wat tot de pokken-inenting in betrekking stond, en hij behoorde onder de eersten, die deze kunstbewerking hier te lande verrichtten en met ijver algemeen zochten te maken. In het jaar 1776 te Harderwijk benoemd, aanvaardde hij aldaar de betrekking van hoogleeraar in de genees-, schei-, kruid- en verloskunde met een Oratio,qua, an expédiât rei publicae medicinam facientium opera, expenditur. Hij bracht hier veel verbeteringen tot stand en werd spoedig door geheel Gelderland en Overijsel als een gezaghebbend raadsman in allerlei ziekten, vooral ook als verloskundige, beschouwd.