George lodewijk - geb. 1660, geh. in 1682 met ! Sophie Dorothea van Celle, van wie hij zich in 1694 liet scheiden (zie GRAVIN VAN AHLDEN), volgde zijn vader Ernst August in 1698 op als keurvorst van Hannover. Krachtens de Act of Settlement (1701) aangewezen als opvolger van Anna van Engeland, nam hij in 1702 deel aan den Spaanschen Successieoorlog en bewees den geall. een grooten dienst door de hertogen van Brunswijk te dwingen een leger, dat zij: met Fransch geld op de been hadden gebracht, te ontbinden (Maart 1702). Zijn ambt van rijksveldheer kon hij wegens den geringen steun der rijksstanden niet naar behooren vervullen.
Wanneer het den Zweden in den Noorschen oorlog tegenloopt, bezet G. in 1712 Verden om te verhinderen, dat deze stad in handen zou vallen van de Denen, die reeds Bremen en Stade bezet hadden. In 1714 wordt hij koning van Groot-Brittannië en Ierland onder den naam George I (zie GEORGE I, GROOT-BRITTANNIË EN IERLAND).
— George V, geb. 1819, volgt in 1851 zijn vader op als koning van Hannover. Hij hief de in 1848 verleende constitutie op (1855) en gaf in plaats daarvan een andere, die minder vrijzinnig was (1857). Door beloften van gebiedsuitbreiding werd G. overgehaald door Oostenrijk om dit rijk te steunen tegen Pruisen (April 1866). Wanneer hij ’t ultimatum van de Pruisische regeering om te demobiliseeren afwijst, rukken de Pruisen zijn gebied binnen. Hannover wordt bezet en na de capitulatie tengevolge van de nederlaag bij Langensalza (27 Juni) verlaat G. V zijn rijk, dat bij den vrede van Praag (Aug. 1866) bij Pruisen werd ingelijfd. Hij vestigde zich eerst in Hietzing bij Weenen en later in Parijs, waar hij een felle perscampagne begon tegen Pruisen. Toen er verwikkelingen dreigden te ontstaan tusschen Frankrijk en Pruisen ten gevolge van de Luxemburgsche kwestie, vormde hij een legioen uit geëmigreerde Hannoveranen (1867). Hij stierf in 1878 en werd begraven te Windsor.