Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Generatiewisseling

betekenis & definitie

Generatiewisseling - ontdekt in 1819 door den Duitschen dichter A. von Chamisso bij Manteldieren. Men verstaat onder g. het verschijnsel, dat organismen zich voortplanten op verschillende wijzen, die met elkander afwisselen; b.v. op geslachtelijke voortplanting volgen één of meer generaties, die langs ongeslachtelijken wegdeeling of knopvorming — ontstaan, waarna weder de geslachtelijke generatie optreedt. Gewoonlijk verschillen de organismen der geslachtelijke generatie in vorm, grootte en kleur van die der ongeslachtelijke. Ook kan eene geslachtelijke generatie afwisselen met één of meer parthenogenetische generaties.

Vooral onder lagere dieren is g. een gewoon verschijnsel. — Generatiewisseling wordt bij planten het verschijnsel genoemd, dat bij de voortplanting een geslachtelijke en een ongeslachtelijke plant geregeld met elkaar afwisselen. Het langst is dit bekend bij varens, waar de gewone varenplant ongeslachtelijke sporen voortbrengt ; hieruit ontstaan bij kieming kleine, groene bladachtige deeltjes, de zoogenaamde voorkiem of het prothallium, die geslachtsorganen dragen. Uit de daarop voorkomende bevruchte eicel ontstaat weer de nieuwe varenplant. De geslachtelijke plant heet ook wel gametophyt of haploïde generatie (omdat het aantal kernlissen enkel is), de ongeslachtelijke ook wel sporophyt of diploïde generatie (wegens het dubbele aantal kernlissen). Bij de mossen is het eigenlijke mosplantje de gametophyt, de sporekapsel, die steeds met het mosplantje in verbinding blijft, de sporophyt. Ook bij sommige wieren is generatiewisseling waargenomen. Bij hoogere planten is de generatiewisseling ook nog waarneembaar, zij het ook, dat de gametophyt sterk achteruitgegaan is, terwijl de hoofdzaak van die plant is de sporophyt.

< >