Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Geeren

betekenis & definitie

Geeren - 1) niet door evenwijdige zijden begrensd zijn. Van een stuk grond zegt men, dat het geert, als het een onregelmatigen vierhoek of ongelijkbeenig trapezium tot grondvorm heeft. Evenzoo kan een gebouw of een kamer geeren, als er een scheeve hoek aan zit.

Men zegt van een gevel, dat hij geert, als hij scheefhoekig op de zijmuren staat. Bij bestrating spreekt men ook van geeren, als een vak tusschenbestrating niet evenbreed uitkomt. Men noemt een dergelijk scheefhoekig tusschenvakje een geer ofwel een varken.

2) wapenk., eene onderverdeeling van het schild, welke ontstaat uit het gelijktijdig gebruik van de vier hoofdlijnen, waardoor 8 gelijke driehoekige vakken ontstaan, welke worden genoemd g. (Fr. gironny, Hoogd. gegehrt). Oudere schrijvers noemen een als boven aangegeven verdeeld schild: gedeeld-, doorsneden- en rechts- en linksgeschuind.