Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gevel

betekenis & definitie

Gevel - De buitenmuren van een gebouw, zooals die zich aan het oog voordoen. Men onderscheidt den voorgevel, den achtergevel en de zijgevels.

Aanvankelijk verstond men onder g. slechts de driehoekige afsluiting tusschen twee dakvlakken of de bekroning van een muur, waartegen de dakvlakken aansluiten, welke men tegenwoordig topgevel noemt. In engeren zin verstaat men onder den gevel van een huis ook wel uitsluitend den voorgevel. De gevellijn noemt men de lijn, die de horizontale projectie van den voorkant van een voorgevel vormt, dus de rooilijn van den voorgevel of voorgevelrooilijn. Evenzoo kan men ook een achtergevelrooilijn hebben. Een vliegende g. noemt men een voorgevel, die sterk voorover helt, zooals dat bij oude huizen dikwijls voorkomt. In tegenstelling met een dakconstructie met schilden noemt men een dak, dat aan weerseinden door gevels wordt opgesloten, een geveldak, terwijl men de baksteenen, welke voor de gevels gebruikt zullen worden, naar hun bestemming gevelsteen, gevelgrauw of gevelklinkers noemt. Bij gevelgrauw wordt de naam meer ontleend aan de kleurkwaliteit van de steenen bij een middelmatige hardheid, zooals hardgrauw, en gevelklinkers combineeren de hardheid van klinkers met een mooie en gelijke kleur.

Gevelsteen noemt men ook den behakten natuursteen, die in een gevel gemetseld is en waarin de naam, een jaartal of een figuur is gehakt. De gevel of voorgevel van een gebouw is het belangrijkste deel uit architectonisch oogpunt; constructief echter dikwijls van ondergeschikte beteekenis, hetgeen blijkt uit een in steden vaak gevolgde bouwwijze, waarbij de gebouwen eerst geheel worden opgetrokken en daarna pas de gevel ervóór wordt gezet. In dit geval moet de gevel hecht aan het gebouw verbonden worden, hetgeen door vertandingen in het metselwerk aan de zij- en eventueel de binnenmuren kan geschieden, overigens door middel van ijzeren ankers, de z.g. gevelankers aan de bintlagen en de gordingen. De gevel is architectonisch ook het meest typeerende onderdeel van het gebouw. De stijlkenmerken zijn er het duidelijkst in uitgedrukt; in de verticale en horizontale verdeeling, den vorm en de plaatsing der deur- en raamopeningen en de wijze van versiering weerspiegelt zich de heerschende bouwstijl. De gevel-architectuur is met de komst van de Renaissance tot een afzonderlijken tak van bouwkunst geworden, die domineerde boven die van den plattegrond en het interieur.