Fuga - Een meerstemmig toonstuk. Aanvankelijk (13e en 14e eeuw) werd de naam F. gegeven aan wat wij thans canon noemen. Het beginsel van den canon, het imiteerend beantwoorden van een gegeven thema door de andere, steeds na elkander optredende stemmen, ligt dan ook aan de F. ten grondslag.
Zij onderscheidt zich echter door strenger bepaalde vormen aan den eenen, en grootere vrijheid aan den anderen kant. Die vrijere beweging blijkt uit de tusschenspelen, die telkens na de veelvoudige inzetten van het thema optreden.
De F. heeft zich ontwikkeld uit de oude vormen, die door de namen Caccia, Canon en Ricercar werden aangeduid. In de geschiedenis der F. zijn vooral van beteekenis: Frescobaldi, Sweelinck, Buxtehude en Haendel. Haar hoogtepunt bereikte zij in de werken van Joh. Seb. Bach. Ofschoon de F.-vorm niet meer strookt met onze wijze van muzikale uitdrukking, is het schrijven van F.’s voor den aankomenden componist een onmisbaar gedeelte van zijne studie. De voornaamste hulpmiddelen daarbij zijn, J. S. Bach, Die Kunst der Fuge; S. Jadassohn, Canon and Fuge; H. Riemann, Cathechismus der Fugenkomposition.