Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Faas

betekenis & definitie

Faas - 1) fouw of fout, soms ook vouw en gewestelijk egge genoemd. De afgeslepen schuine kant langs de scherpe zijde van beitels, bijlen en dergelijke voorwerpen. Bij bijlen wordt meestal aan beide zijden van den scherpen kant een f. geslepen, soms echter wordt de bijl, evenals een mes, zonder faas geslepen.

De f. belemmert het indringen van het gereedschap; ze bevordert evenwel het splijten. Waar derhalve het kloven, splijten en afspringen van het materiaal de bewerking ten goede komt, gebruikt men gereedschappen, waarbij langs den scherpen kant een f. geslepen is. Dit is b.v. het geval bij alle houtbewerkingsgereedschappen.

2) In oude houten schepen werden de schotten onder en boven tegen dek door een lat, f. genoemd, bevestigd,