Wat is de betekenis van splijten?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

splijten

splijten - Werkwoord 1. (ov) langs een nerf in tweeën breken We hebben eerst dit stuk hout gespleten. 2. ergatief het proces van het in twee delen breken langs een nerf Dit hout splijt gemakkelijk. Woordherkomst <Middelnederlands: sp...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

splijten

splijten - onregelmatig werkwoord uitspraak: splij-ten 1. met iets scherps in stukken slaan ♢ hij splijt het houtblok met een bijl 2. in de lengte in stukken breken ♢ de plank splijt als je er e...

2024-04-25
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Splijten

is wel een der oudste houtbewerkingen, doch nu nog slechts van beperkte betekenis. Goede splijtbaarheid toont zich door gelijkmatige, m.o.m. gladde splijtvlakken. de splijtbaarheid neemt af met stijgende splijt vastheid. Voor het kloven van brandhout komt een niet te hoge splijtvastheid op de voorgrond, terwijl voor de aanmaak van duigen, dakspanen...

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Splijten

v., splite, s p l i e t, s p l i t e n; (kloven), (to)sp(j)alte, sp(j)oute, spoude, spouwe; (scheuren), b(o)arste; (van de huid), stribje.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPLIJTEN

(spleet, heeft en is gespleten), 1. (overg.) door een slag, gewoonlijk met een scherp voorwerp, uiteendrijven in de lengterichting der structuur: diamanten, tenen splijten-, iets in tweeën, drieën splijten; met een sabelhouw iem. het hoofd in tweeën splijten; dat hout laat zich gemakkelijk splijten. 2. (onoverg.)...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

splijten

spleet, h. (2), i. (1) gespleten (1 barsten, scheuren, 2 doen vaneenspringen): 1. het hout splijt; 2. dit hout laat zich gemakkelijk splijten; diamant splijten, kloven.

2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

splijten

('splijtən) (spleet, gespleten) I. (heeft) 1. doen barsten, vaneenspringen : hout. diamant → haar. Syn. → klieven. 2. een spleet in een veren pen maken : een pen -. II. (is) een of meer spleten krijgen : de deur is gespleten.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

splijten

(spleet, heeft en is gespleten), 1. door een slag, gewoonlijk met een scherp voorwerp, uiteendrijven in de lengterichting van de structuur: diamanten, tenen —; 2. door een slag, schok of ruk uiteenvallen of een scheur krijgen, m.n. in de lengterichting van de structuur: die plank is gespleten.