Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fout

betekenis & definitie

Fout - 1) onjuistheid of onnauwkeurigheid, speciaal in een berekening en in een meting;

2) afwijking l—L, welke een gevonden meetuitkomst l vertoont van een zekere typische standaardwaarde L, die men behandelt als de „werkelijke” waarde van de gemeten grootheid. In den regel kiest men als standaardwaarde het arithmetisch gemiddelde √T der gevonden metingsuitkomsten l; de afwijkingen van dat gemiddelde heeten ook wel „schijnbare fouten’’ in tegenstelling met de „ware” fouten, d. z. de afwijkingen tusschen het gevonden metingsresultaat en de werkelijke (meestal essentieel onbekende) „ware” waarde van de te meten footheid. Bijv. leveren de waarnemingenl1= 11, 12 = 13, l3 = 10, l4 = 13, l5 = 12, dan is √l = 11 + 13 + 10 + 13 + 12 = 59 = 11,8 5 5 en zijn de schijnbare fouten x1 = 11—11,8 = = 0.8, x2 = 13-11,8 = + 1,2, x3 = 10- 11.8 = -18, x4 = 13-11.8 = + 1,2, x5 = = 12—l1.8 = + 0.2. Bij een groot aantal waarnemingen zijn de schijnbare fouten (met het arithmetisch gemiddelde) des te talrijker, naarmate ze kleiner zijn. Is N het totaal aantal waarnemingen, dan bedraagt, volgens de „fouten wet” van Gauss-Bernoulli, het aantal fouten x, die binnen een klein interval Δ liggen, welks midden door de waarde x0 wordt ingenomen.

< >