Elevator - is een transportwerktuig, dat voor opvoer van massa-artikelen wordt gebruikt. In het algemeen bestaat het werktuig uit een emmerladder of Jakobsladder, om een draaipunt scharnierend opgesteld op een schip of bok (drijvende elevator) of op den vasten wal, hetzij aan een gebouw of op een spoor langs een kade (scheepselevator). Al naar hunne benutting onderscheidt men: graanelevator, kolenelevator, bouwelevator (voor steenen, zand en mortel), vatelevator, enz. Fig. 1 stelt een drijvenden elevator voor, gebruikt voor het opvoeren van grond uit bakken, die van elders zijn aangevoerd.
De modder wordt in een stortgoot gelost, die haar verder naar de plaats van bestemming leidt. In de laatste jaren wordt de elevator in groote bureaugebouwen (in Amerika reeds geruimen tijd is de sky-scrapers) benut als z.g. paternosterlift voor personenvervoer tusschen en naar de verdiepingen. Zulk een lift bestaat uit een aantal liftkooien (2 x het aantal verdiepingen + 2), opgehangen aan twee kettingen zonder eind, die in voortdurende beweging zijn met een snelheid, die het in- en uitstappen tijdens de beweging mogelijk maakt; meestal 25 a 30 c.M. per seconde.
Bij den pneumatischen elevator, die hoofdzakelijk voor het opvoeren van graan wordt gebruikt, wordt samengedrukte lucht benut voor transport van het graan. Meestal uitgevoerd als drijvende elevator, die het graan uit het schip direct in de silo voert. In een op het dek opgestelden zuigketel wordt machinaal een onderdrukvan ¼ a ⅕ atmosfeer gepompt. Aan dezen ketel is een zuigbuis bevestigd, die aan haar andere eind een dubbelwandig mondstuk draagt, dat in het graan is gedompeld. De ruimte tusschen de twee wanden is aan de onderzijde open. In deze ruimte wordt nu saamgedrukte lucht toegelaten,die het graan loswoelt, waarna het in de zuigbuiswordt opgezogen naar den zuigketel. Op deze wijze blijkt het mogelijk het graan 15 a 20 M.hoog en tot 200 M. ver te transporteeren. Ieder mondstuk kan tot 50 ton per uur verwerken.
De zuigbuis is in den zuigketel verlengd en naar beneden omgebogen en eindigt daar boven een gat in den bodem. Het graan valt door dat gat in een tweeden ketel, de z.g. luchtsluis, die aan den zuigketel is aangebouwd; lucht en stof worden door een opening boven in den zuigketel afgezogen. De luchtsluis eindigt onder in twee buizen (als een broek met haar pijpen); in het ontmoetingspunt van de twee buizen is een scharnierende klep aangebracht, die de één of de andere buis met de luchtsluis verbinding geeft; terwijl iedere buis aan het vrije eind door een draaibaar deksel is gesloten. Is buis 1 gevuld met graan, dan wordt de eindklep door het daarop rustende graan geopend, waardoor het graan naar beneden valt. Zoodra deze buis leeg is, wordt de eindklep door den luchtdruk dichtgedrukt (binnen heerscht immers een onderdruk); er treedt echter wat lucht mee naar binnen, zoodat de druk in buis 1 grooter wordt dan in de luchtsluis. De scharnierende klep tusschen buis 1 en buis 2, die 1 van de luchtsluis afsloot, wordt omgedrukt, waardoor buis 1 verbinding krijgt met de luchtsluis en dus weder met graan gevuld wordt, terwijl thans buis 2, die reeds met graan werd gevuld, haar inhoud naar buiten kan loozen, zonder dat de buitenlucht gelegenheid vindt door haar in de luchtsluis binnen te dringen. Voor de goede werking van de sluisklep is het noodig, dat ook in de luchtsluis voldoende onderdruk heerscht, waarvoor deze ruimte door twee verbindingsbuizen in vrije gemeenschap met den zuigketel is gebracht. Het graan valt uit de twee buizen 1 en 2 in een reservoir, waaruit het direct naar lichters wordt geleid of door middel van samengeperste lucht naar de silo wordt gevoerd.
Pneum. el. worden gebouwd voor eene capaciteit van 50 tot 200 ton per uur. Ze eischen veel arbeid (3 a 3.5 paardenkracht machinevermogen per ton verwerkt graan per uur), zoodat ze economisch slechts in het grootbedrijf benutting kunnen vinden. Ze hebben het voordeel, dat ze het graan ook bij ongunstige weersgesteldheid kunnen lossen, daar de scheepsluiken slechts weinig behoeven te worden geopend. Ze eischen weinig bediening. De bootwerkers hebben geen last van stof, terwijl het graan grondig wordt gereinigd en gelucht. Een drijvende graanelevator-systeem Luther is hiernevens afgebeeld. Boven in het toestel is de zuigketel zichtbaar; lucht en stof worden afgezogen door buis l. Aan de twee zuigbuizen s worden slangen verbonden, die aan hun andere eind het dubbelwandig mondstuk dragen, dat in het graan wordt gebracht.