Wat is de betekenis van elevator?

inrichting om goederen te verplaatsen. inrichting, toestel om goederen te lossen, te transporteren of op te hijsen, hetzij in de vorm van een emmerbaggermolen, van een zuiginstallatie of van een transportband. Voorbeelden: De installatie heeft een capaciteit van 4000 ton per jaar in dagploeg. Om binnen de hoogte van de bestaande ruim...

(zelfstandig naamwoord) [alg.] opvoerband; graanzuiger - De mais wordt in de maaier gescheiden van het groen en via de opvoerband naar de naastrijdende opslagkist gebracht.

elevator - Zelfstandignaamwoord 1. los-, hijs- of zuiginrichting voor steenkolen, ertsen, zand, meel, erwten, graan Woordherkomst Naamwoord van handeling van eleveren met het achtervoegsel -ator

Lift

[Eng.] toestel om op te heffen, te hijsen of omhoog te brengen, nl. voor het lossen van losse stoffen als graan, meel, ertsen ofwel door emmers aan draaiende band (paternoster) ofwel door zuigen, spec. graanzuiger.

graanzuiger

(de, -s). (uitspr. E: el’leveeter), (gebr. in Nickerie) jacobsladder in een rijstpellerij. Etym.: E. NB: Am. e. = lift.

hijs- en lostoestel; graanzuiger; in V.S. graansilo

Transporteur voor losgestort materiaal, bestaande uit ketting of band, waaraan bakken, vorken of pinnen bevestigd zijn. Ook genoemd jacobsladder (z. Transport van vaste stoffen). Op de boerderij gebruikt men voor het opvoeren van graanschoven en hooi bij een mijt vaak een verplaatsbare e., in de schuur een stationnaire. Ook is de e. een onderdeel v...