Durdik (joseph) - Boheemsch wijsgeer, 1837 — 1903, hoogleeraar te Praag, Herbartiaan, bijna uitsluitend in ’t Tsjechisch schrijvend en daardoor van groote beteekenis voor de Tsj. filos. taal. D. tracht een (aan Comtes’ classificatie der externe wetenschappen analoge) indeeling der interne w. op te stellen, met deze volgorde: elementaire logika, ethika en aesthetika (alle 3 normatief), de psychologie (de wetten van het werkelijke innerlijke gebeuren ontdekkend), paedagogiek en gemeenschapsleer (societiek), welke alle den onontbeerlijken grondslag der metafysika vormen. Hoofdwerken: Leibniz en Newton (1869); Byron's poesie (2e dr. 1890); Gesch. der Nieuwe Fil.; I van Descartes tot Kant (1870), II De nieuwste fil. (1887); Algem.
Aesthetika; Poetiek als Aeslh. Aulh. der Dichtkunst; Over de beteekenis van Herbarts fil.. 1876); Leerboek der psych. (3e dr. 1882); Over de temperamenten (1882) en het Karakter (4e dr. 1895).