Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Drankwet

betekenis & definitie

Drankwet - Wet van 28 Juni 1881, Stb. 97, houdende wettelijke bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap, laatstel. gew. 7 Jan. 1911, Stb. 22. In 1904 werd de wet zeer ingrijpend gewijzigd, waarop zij sindsdien ook wel als Drankwet 1904 wordt aangeduid. Sedert die wijziging is de wet ook van ruimere strekking dan hare benaming aangeeft en regelt zij behalve den verkoop van sterken drank ook dien van anderen alkohol houdenden drank en dien van alkoholvrijen drank, echter slechts voor zoover deze geschiedt voor gebruik ter plaatse van verkoop in of bij eenige localitiet. — Onder verkoop in het klein verstaat de wet verkoop bij hoeveelheden van minder dan 10 L. (art. 1, lid 1). — Hij, die sterken drank in het klein wil verkoopen, zoo voor gebruik ter plaatse als voor gebruik elders, heeft daarvoor „vergunning” noodig (art. 2). In gemeenten met meer dan 5000 inwoners wordt voor de te verleenen vergunningen deze tweeledige onderscheiding gemaakt (art. 1, lid 2).

De localiteit van verkoop moet zijn aangeduid met het woord „vergunning”; geldt de vergunning slechts voor verbruik elders, zoo moet daarbij worden gevoegd „niet voor verkoop per glas” (art. 32). — Bijzondere vergunningen kent de wet voor logementen en sociëteiten; ook deze aard der vergunning moet aan de localiteit zijn kenbaar gemaakt (art. 32, lid 3). Deze vergunningen worden door Ged. Staten, de gewone door B. en W. verleend (art. 2). — De vergunningen worden alleen geweigerd in de gevallen bij de wet vermeld (art. 2, lid 7). Artt. 8 en 9 noemen die gevallen op. Bij art. 4 is voor het aantal vergunningen, uitgezonderd die voor den verkoop in logementen alleen aan logeergasten, een maximum gesteld. Dit bedraagt in gemeenten met meer dan 50.000 zielen 1 op 500 inwoners; in gem. met meer dan 20.000 en ten hoogste 50.000 zielen, 1 op 400 inw.; in gem. met meer dan 10.000 en ten hoogste 20.000 zielen, 1 op 300 inw.; in de overige gemeenten 1 op 250 inw.; een en ander met dien verstande, dat toeneming der bevolking geene verlaging van het maximum medebrengt. — Voor eene localiteit, welke deel uitmaakt van eene buitengewone inrichting voor maatschappelijk verkeer kan eene vergunning boven het maximum met Koninkl. bewilliging worden verleend (art. 6) Is het maximum overschreden, zoo kan in het algemeen door B. en W. toch eene vergunning worden verleend, wanneer van twee bestaande vergunningen afstand wordt gedaan (art. 5, lid 2). Voor een bepaalde gemeente is op voorstel van den gemeenteraad bij K. B. verlaging van het maximum mogelijk of kan ook de mogelijkheid van het verleenen van nieuwe vergunningen, voor verkoop tot gebruik ter plaatse worden geschorst, zelfs kunnen dergelijke vergunningen verleend na 1 Mei 1904, worden vervallen verklaard (art. 4, lid 2). Bij algem. maatregel van bestuur worden met betrekking tot ruimte, licht en luchtverversching eischen gesteld, waaraan eene localiteit moet voldoen om voor eene door B. en W. te verleenen vergunning voor gebruik ter plaatse in aanmerking te kunnen komen.

Dit is geschied bij K. B. van 7 Febr. 1906, Stb. 22, laatstel. gew. 17 Febr. 1916, Stb. 72. Bovendien kan de gemeenteraad dergelijke eischen stellen (art. 6). Ook kan de gemeenteraad: 1) enkele wijken, buurten of straten aanwijzen, waarin door B. en W. vergunningen niet of niet dan onder bij die verordening vastgestelde voorwaarden verleend mogen worden; 2) voor enkele wijken, buurten of straten een maximum van aldaar door B. en W. te verleenen vergunningen vaststellen, onafhankelijk van het aantal bewoners van die wijken, buurten of straten; 3) uren bepalen, gedurende welke voor het publiek toegankelijke localiteiten, waarvoor vergunning is verleend, gesloten moeten zijn, met dien verstande, dat voor verschillende dagen verschillende uren kunnen worden bepaald; 4) dagen bepalen, waarop wegens omstandigheden, op grond van welke misbruik van sterken drank te vreezen is, in de gemeente of in bepaalde wijken of buurten voor het publiek toegankelijke localiteiten, waarvoor vergunning is verleend, gesloten moeten zijn, hetzij gedurende den geheelen dag, hetzij gedurende bepaalde uren. Het onder 3 en 4 bepaalde geldt niet voor vergunningen voor den verkoop in een logement alleen aan logeergasten (art. 7). Het verstrekken door een vergunninghouder van sterken drank in het klein op den openbaren weg is verboden, tenzij het uitdrukkelijk bij plaatselijke verordening is toegestaan. Bij zoodanige verordening worden tevens de voorwaarden gesteld, onder welke de verstrekking mag geschieden. Onder die voorwaarden mag niet zijn begrepen het heffen van eene bijdrage (art. 11). — Behalve de „vergunning” voor verkoop van sterken drank kent de Drankwet nog „verlof” voor verkoop van anderen alkoholhoudenden dranken „verlof voor alkoholvrijen drank”, alles voor verbruik ter plaatse van verkoop in eenige localiteit (artt. 34, 41). „Vergunning” voor verkoop tot gebruik ter plaatse omvat „verlof” en dit weder „verlof voor alkoholvrijen drank” (art. 34). Behalve voor sterken drank is verkoop om mede te nemen van andere dranken vrij.

Ook voor de verloflokalen worden bij algemeenen maatregel van bestuur (zulks is geschied bij hetzelfde K. B. als boven bij art. 6 genoemd) eischen gesteld, waaraan zij met betrekking tot ruimte, licht en luchtverversching moeten voldoen, terwijl ook weder door den gemeenteraad dergelijke eischen kunnen worden gesteld. Art. 36 geeft de gevallen aan, waarin het verlof wordt geweigerd. — Zoowel vergunning als verlof zijn persoonlijk en gelden slechts voor de daarbij aangeduide plaats en localiteit (artt. 24, 38). Zij kunnen in bepaalde gevallen worden ingetrokken (artt. 28 en 39). — Verder bevat de wet nog een aantal verbodsbepalingen omtrent het toelaten van jeugdige of dronken personen tot vergunningslocalen (art. 43), het uitbetalen van arbeidsloonen aldaar, (art. 44), het aldaar toelaten van hazardspel (art. 46), het tappen bij openbare verkoopingen enz. (art. 46) en omtrent vrouwelijke bediening (art. 47). — Litteratuur: Mr. H. Goeman Borgesius, De Ned. Drankwet met inleiding en aanteekeningen benevens handleiding voor de toepassing (Sneek);Mr. F. W. J. G. Snijder van Wissekerke, De Drankwet 1904, toegelicht uit hare geschiedenis en uit de administratieve en rechterlijke beslissingen (Gouda, Van Goor Zonen) ; Mr. L. Peerbolte en Mr. H. Blaupot ten Cate, Drankwet 1904 met -Aanteekeningen (Groningen, Wolters).