Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dekperiode

betekenis & definitie

Dekperiode - Bij de huisdieren kan bij de vrouwelijke dieren alleen bevruchting plaats hebben tijdens de bronstperiode (Zie BRONST), die in den regel het geheele jaar door met tusschenpoozen van 3 of 4 weken geschiedt. Bij enkele diersoorten b. v. de geiten en de schapen is de bronst alleen zeer duidelijk in den herfst, zoodat bij deze dieren de dekperiode in den herfst valt en de geboorte der lammeren vroeg in het voorjaar. De rammen en bokken hebben dus alleen schapen of geiten te dekken tijdens een week of zes in den herfst. De dekperiode is daar kort.— De merrie is even als de koe om de 3 weken bronstig, het geheele jaar door.

Merriën laat men echter in den regel dekken tusschen Februari en Juni, omdat de veulens dan geboren worden in het voorjaar, een gunstigen tijd, dat merrie en veulen in de weide kunnen. Koeien zou men ook het liefst in den voorzomer laten dekken, opdat zij kalfden in het voorjaar en de dieren in den besten weidetijd, juist in de periode der grootste melkopbrengst zouden zijn. Men krijgt dan echter zeer veel melk in den zomer en weinig in den winter. Om nu echter het geheele jaar door voldoende melk te hebben, laat men een deel der koeien ook in nazomer, herfst en winter kalven, zoodat de dekperiode van stieren niet alleen in het voorjaar valt. Zeugen (vr. varkens) krijgen tweemaal per jaar biggen, zoodat de beer twee dekperioden per jaar heeft.