Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dedemsvaart

betekenis & definitie

Dedemsvaart, - kanaal in Overijsel tusschen de Ov. Vecht bij Ane en het Zwarte Water bij Hasselt, gegraven ter ontginning van het hoogveen in dat gebied. — Gerrit Willem van Marle (1799), de toenmalige eigenaar dier venen, ontwierp in 1791 een plan tot ontginning en in verband daarmee tot aanleg van een kanaal. Van Marle’s schoonzoon en erfgenaam, Willem Jan baron van Dedem tot den Berg en Rollecate, verkreeg in 1809 concessie, onder het door Zwolle afgedwongen beding, dat de vaart een turfvaart en geen handelsvaart zou mogen worden. Daar de zaak slecht rendeerde, werd in 1826 de inmiddels van Hasselt tot den oorsprong der Reest gereed gekomen D. met alle toebehooren aan het rijk verkocht, later weer teruggekocht, doch in 1845 op nieuw verveild, waardoor ze in het bezit kwam van de prov.

Overijsel met de verplichting, dat deze het kanaal zou laten doorgraven tot de Vecht bij Ane. Deze verlenging kwam in 1852 tot stand. Het kanaal is 40 K.M. lang, in 7 panden verdeeld, waarvan het peil van 8 M. + A.P. in het O. daalt tot 0.1 M. + A.P. in het W. Het is bruikbaar voor schepen tot 1.42 M. diepgang. Door middel van het Lichtmiskanaal (gegraven van 1830-35) staat het in verbinding met Zwolle, dat meer van de D. profiteert dan het oorspronkelijk gedacht had, en door de 3-pandige Lutterhoofdwijk (1867) met Coevorden. Behalve langs de Lutterhoofdwijk, is in ’t gebied van de D. de vervening thans afgeloopen. — De D. ontvangt gewoonlijk haar water uit de Vecht, die daarvoor bij Ane wordt opgestuwd.

De waterloozing heeft plaats door de daarvoor gegraven Ommervaart op de Vecht en bij Hasselt op het Zwarte Water. — Sinds het veenbedrijf heeft opgehouden is Dedemsvaart (het dorp heeft ruim 2500 inw. en is gelegen, waar het hoofdkanaal zich over een afstand verdubbelt) een belangr. landbouwkolonie, waar Groninger boeren een wetenschappelijke exploitatie invoerden. Veel aardappelteelt (voor uitvoer naar Duitschl.), boom- en bloemkweekerij (uitvoer naar N.-Amerika en Engeland; Thuya, als siergroen, naar Scandinavië). Ook heeft men er fabrikatie van turfstrooisel, kalkovens, glasindustrie. In 1886 werd de Dedemsv. stoomtram aangelegd, die in 1895 werd doorgetrokken naar Zwolle, in 1897 tot Coevorden, in 1899 tot Nieuw-Amsterdam, in 1908 tot Ter-Apel. Zie Teixera de Mattos, De D.edemsv. 1903.