Corinthe - (Korinthos). Het oude C. (Palaia-K.) is tegenw. een dorp van nog geen 900 inw., gelegen op een plateau aan den voet van het gebergte van den Peloponnesos en aan den Zuidrand van den Isthmus. Er boven liggen op een steile, 575 M. hooge rots de overblijfsels der oude vesting, den Akrokorinthos. Van het antieke C. is, behalve de ruïne van een zeer ouden Dorischen tempel, weinig meer over Nieuw-C. (Nea-K.), gesticht, nadat 21 Febr. 1858 een hevige aardbeving oud-C. had verwoest, is een onbeduidend havenstadje van ± 4000 inw. aan de Golf van C. Kruisp. van spoorwegen naar Argos, Patras en Athene. 2 K.M. Oostelijker, bij Poseidonia, mondt het kanaal van C. uit, dat de Golf van C. met de Aeg. Zee verbindt en in 1893 voor het verkeer geopend werd.
C. is de hoofdpl. van de Gr. prov. (Nomos) Korinthia ( + 100.000inw.), die het N.-O. bergland van den Peloponnesos en den Isthmus omvat. — Geschiedenis. Het oude landschap Corinthia grensde aan Sicyonië, aan Argolis, aan de Saronische golf, aan Megaris en aan den Korinthischen zeeboezem en besloeg 12 vierk. mijlen grootendeels bergachtig land. Aan de zijde van Megaris wordt de grensscheiding gevormd door het gebergte Geranea (nu Macriplagi), langs welks steden O.-wand de beruchte Scironische weg loopt; in het W. eindigt het in den berg Aegiplanctus en het voorgebergte Olmiae en Heraeum, nu kaap Hagios Nicolaos. Vervolgens wordt de landengte smaller en vormt den Isthmus, die wel-is-waar slechts 40 Meter boven de oppervlakte der zee ligt, doch door zijn rotsachtigen bodem dikwijls de doorgraving onmogelijk heeft gemaakt; uit den grond opborrelend bloed en dergelijke ongeluksteekenen hebben, volgens het volksverhaal, in vroeger en later tijd de werklieden afgeschrikt en verhinderd. Over den Isthmus liep de Diolcus of de weg, waarover kleinere vaartuigen van de eene zee in de andere gesleept werden. Ten Z. daarvan vindt men de overblijfsels van den muur, die sedert de Perzische oorlogen tot op den tijd der Turken meermalen opgebouwd werd (door de Venetianen in 1463 en 1696). In het Z.W. ligt het gebergte Apesas (nu Phuka) in de richting van Argolis en Phliasië; ten Z. van de hoofdstad de kegel Acrocorinthus met de Acropolis; ten O. daarvan de keten der Ezelsbergen, nu Hexamili, met de kapen Bucephalum en Spiracum. Door deze bergen is C. naar het Z. geheel ontoegankelijk, en slechts 2 wegen in het W. van Cleonae, en verder Oostwaarts van Argos over Tenea voeren over de bergen.
Slechts ten W. op den Isthmus is eene vruchtbare vlakte, die ook vroeger, toen zij niet zoo verwaarloosd lag als thans, niet toereikend was voor de talrijke bevolking. De oude naam van de stad Corinthus wijst op Pelasgische bewoners; met hen vereenigden zich later Aeoliërs en, na de Dorische volksverhuizing, Doriërs. De bevolking van het landschap bedroeg in den bloeitijd wel 600.000 zielen, die meest van den handel leefden. De hoofdstad was Corinthus, de volkrijkste en belangrijkste handelsstad van geheel Hellas, met 300.000 inwoners, uitmuntend door hare gunstige ligging tusschen twee zeeën (bimaris), met de fraaie bron Pirene (waar Bellerophon den weerspannigen Pegasus zou bedwongen hebben), die op eene hoogte van 1700 voet boven de zee ontspringt. Later werd hier door keizer Hadrianus eene waterleiding uit het Stymphalische meer in Arcadië aangelegd. Door zijn burcht Acrocorinthus ten Z. was C., met Magnesia en Chalcis, een der drie bolwerken van Griekenland. Nadat Mummius in 146 v. C. de stad verwoest had, lag zij honderd jaren in puin, werd toen door Caesar herbouwd en kwam weder, hoewel niet als vroeger, tot bloei. Weinig weet men van de plaatselijke gesteldheid der oude stad, meer van die der nieuwe.
Tal van prachtige, bijzondere en openbare gebouwen versierden de stad, waarvoor Athene zelfs moest onderdoen, maar weelde, zwelgerij en zedenbederf werden ras heerschende ondeugden. Kostbaar vaatwerk, het Corinthische metaal, de Corinthische met bladeren van acanthus versierde zuil, de pracht van de sierlijke gevels der tempels, dit alles zijn uitvindingen van de Corinthiërs; schilder- en beeldhouwkunst, benevens metaalgieterij werden hier beoefend. Ten N. van de stad op een afstand van 12 stadiën door een dubbelen muur daarmede verbonden, lag aan de Corinthische golf haar havenplaats, met een, door kunst aangelegde tegenw. verzande, havenkom. Aan de Saronische golf lag de Oostelijke haven, thans Kakhries, dicht daarbij warme zoutbronnen, ook „bad van Helena” geheeten. In de nabijheid van de havenstad Kalamaki werden op den Isthmus, bij het heiligdom van Poseidon, de Isthmische spelen gevierd: nog vindt men daar belangrijke overblijfsels van den tempel, het theater en stadium. Op de Westkust lag Oenoë. Vóór de Dorische volksverhuizing hadden in C. eerst de Sisyphiden geheerscht; ten tijde van den Trojaanschen oorlog behoorde het tot Mycenae. Bij de verdeeling verkreeg Aletes, achterkleinzoon van Hercules, het land.
Omstreeks 955 v. C. maakte de familie van Bacchis, de Bacchiadae, een van Aletes afstammend geslacht, zich van de heerschappij meester. Zeven nakomelingen van Bacchis regeerden als koningen gedurende 144 jaren (748 v. C.); vervolgens hielden zij zich bij een oligarchischen regeeringsvorm nog 90 jaren staande, totdat het aan Cypselus (die van moeders-zijde zelf een Bacchiade was) gelukte, de door weelde en trotschheid gehate vorsten, met behulp der lagere volksklasse, te verdrijven (657) en zich tot tiran te verheffen. Maar reeds na de regeering van zijn zoon Periander (627-585) werd diens zoon Psammetichus van den troon gestooten en eene republikeinsche staatsregeling ingevoerd. In den Peloponnesischen oorlog verviel ook de zeemacht van Corinthus, hetwelk zich in vervolg van tijd bij de Macedoniërs aansloot en eindelijk ten gevolge harer deelneming aan het Achaeïsch verbond door de Romeinen werd ingenomen en verwoest 146 v. C. Caesar stichtte hier in 46 v. Chr. een nieuwe nederzetting, die in den keizertijd zich weer tot een tamelijk aanzienlijke handelsstad ontwikkelde en een der oudste Christelijke gemeenten op Europeeschen bodem herbergde. Doch ook deze hernieuwde bloei ging in de stormen, die in de Middeneeuwen en later over Griekenland kwamen, ten gronde. In 1458 werd C. door de Turken veroverd; het was echter van 1682-1715 in handen der Venetianen.