Conventueelen - 1) in ’t algemeen de leden van een kloosterconvent 2) voormalige tak van de Karmelieten 3) de thans nog bestaande tak van de Franciscanerorde. De Franciscaner-c. (Minorieten, Fratres minores conventuales of claustrales) volgen de mildere uitlegging van den Franciscanerregel, terwijl zij ook het vruchtgebruik en het vaste bezit van inkomsten en ook legaten toestaan. Reeds sinds het midden van de 13e eeuw met de strengere richting van de orde in strijd van tijd tot tijd de overhand hebbende, werden zij door Leo X („Omnipotens Deus”, 28 Mei 1517) gesteld onder een eigen Minister-Generaal, die door dien der Observanten bevestigd zou worden.
Onder den voormaligen Conventueel Paus Sixtus V kregen zij volledige zelfstandigheid. De orde, waartoe o.a. de H. Josef Copertino, de Pausen Sixtus IV, Sixtus V, Clemens XIV behoorden, telt in 24 provincies 300 kloosters met 1800 leden (in 1907). In ons land hebben de C. kloosters te Urmond en Hoensbroek (beide in Limburg).
