Condensatorontlading - Worden de bekleedselen van een condensator met elkaar verbonden, dan ontlaadt deze zich door de aldus gevormde keten. Tengevolge van het (doorgaans) hooge potentiaalverschil tusschen de bekleedselen, springt reeds eene vonk over, voordat de keten gesloten is. Onder bepaalde omstandigheden, n.l. wanneer de weerstand der keten onder eene bepaalde grens ligt, draagt de ontlading een oscillatorisch karakter, d.w.z. de ontladingsstroom wisselt periodiek van richting. De stroom in de sluitingsketen zal dan n.l., ook nadat de consendator zich ontladen heeft, tengevolge van de zelfinductie der keten nog in denzelfden zin blijven doorgaan, waardoor de condensator juist tegengesteld geladen wordt als aanvankelijk het geval was.
Is hierbij het potentiaalverschil der bekleedselen tot een maximum gestegen (wanneer de stroom nul geworden is), dan keert deze van teeken om, en vindt wederom eene ontlading plaats, doch nu in tegenovergestelden zin als de eerste. Ook dan blijft echter de ontladingsstroom eenigen tijd aanhouden, waardoor de bekleedselen weer eene lading verkrijgen van hetzelfde teeken als aanvankelijk. Dit zal zoo doorgaan. De aldus verkregen electrische trillingen in de sluitingsketen zullen tengevolge van den weerstand in de keten gedempt zijn, d.w.z. de amplitudo ervan wordt voortdurend kleiner, waardoor ze ten slotte onmerkbaar klein worden. — Wordt de weerstand der keten grooter, dan verandert de ontlading van karakter, en wordt ze aperiodisch, d.w.z. de ontladingsstroom neemt langzamerhand tot nul af, zonder van teeken te wisselen. — Van de oscillatorische c. wordt ter opwekking van electrische trillingen in de antenne bij de draadlooze telegraphie gebruik gemaakt. — De oscillatorische c. werd, nadat William Thomson en Kirchhoff het bestaan er van theoretisch hadden afgeleid, door Feddersen in 1859 experimenteel gevonden door waarneming eener ontladingsvonk van een condensator in een draaienden spiegel. Daarbij werden een groot aantal opeenvolgende lichtbeelden waargenomen, een bewijs, dat de vonk onderhevig is aan periodieke intensiteitsveranderingen, dus de ontlading eveneens een periodiek karakter draagt. Bij eene c. van grootere periode kan het oscillatorische karakter er van ook direct door aanwijzingen van een galvanoscoop van niet te lange periode worden aangetoond of wel door die van een oscillograaf.