Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cobden

betekenis & definitie

Cobden - (Richard), bekend voorvechter van den vrijhandel, werd in 1804 te Dunford bij Midhurst in Sussex uit eenvoudige ouders geboren. Na een harde jeugd kwam hij bij een oom in een manufacturenhandel te Londen, voor welke zaak hij als reiziger een groot deel van Europa en Noord-Amerika bezocht; in 1830 nam hij met eenige anderen een katoendrukkerij over en kreeg de leiding van het te Manchester gevestigde deel dezer onderneming. Tengevolge van het vervaardigen van een beter product dan toen te Manchester gebruikelijk was, de zgn. Cobden-prints, kwam zijn zaak spoedig tot bloei.

In 1835 trad hij voor het eerst als publicist op: in een brochure, getiteld England, Ireland and America, by a Manchester Manufecturer, verdedigde hij dezelfde beginselen van vrijhandel en wereldvrede, die hij gedurende geheel zijn verder leven met zooveel kracht zou voorstaan. Kort daarop publiceerde hij een ander geschrift, getiteld Russia (1836), waarin hij de toen in Engeland overheerschende vrees voor Rusland bestreed en vrij verkeer tusschen beide landen bepleitte. Door deze geschriften kreeg hij in Lancashire veel invloed en daarvan maakte hij gebruik door het stichten van een athenaeum ten behoeve van de in de katoenindustrie werkzame jongelieden. Gekozen tot lid der Kamer van Koophandel in zijn woonplaats, wist hij deze met nieuw leven te bezielen en werd, toen zijn geestverwanten het stadsbestuur in handen hadden gekregen, tot alderman gekozen. Een candidatuur van C. voor het Lagerhuis had echter in 1837 nog geen succes. In 1838 werd onder C.’s leiding te Manchester een vereeniging tegen de graanwet opgericht, die spoedig tot een nationaal verbond, de Anti-cornlaw-league, werd uitgebreid (1839). De graanrechten, die ter bescherming van den Engelschen landbouw in het leven waren geroepen, hadden hooger prijzen van het koren en dientengevolge hooge loonen der fabrieksarbeiders tengevolge ; zij vonden daarom levendige bestrijding bij de industriëelen van Manchester, die bij vermindering hunner produktiekosten, door goedkoope werkkrachten, het grootste belang hadden en die naar ontwikkeling en uitbreiding van Engeland’s industrie streefden. Een hardnekkige strijd ontspon zich tusschen voor- en tegenstanders der graanwet, tusschen de agrariërs en de industriëelen, in welken strijd Cobden van de industriëelen de ziel en de welsprekende woordvoerder was.

In 1841 in het Lagerhuis gekozen, zette hij daar, gesteund door John Bright, met kracht den strijd voort en zag, nadat hij den minister Sir Robert Peel ten slotte voor zijn inzichten had weten te winnen, in 1846 zijn onvermoeide pogingen bekroond door de afschaffing der graanrechten. Hiermede verwierf de vrijhandelsschool, naar haar bakermat ook wel Manchester-school* genoemd, het eerste van een lange reeks van successen, dat grootendeels aan C. te danken was. Uit erkentelijkheid boden zijn dankbare volgelingen hem als schadeloosstelling voor de in dien strijd gebrachte offers een som van 80.000 pond sterling aan. Geschokt in zijn gezondheid, bedankte C. voor het hem daarop aangeboden ministerschap, doch ondernam een reis naar het vasteland, ten einde tevens de beginselen van den vrijhandel, die in Engeland juist de overhand hadden gekregen, te propageeren. In zijn vaderland teruggekeerd, trok hij zich uit de zaken terug en wijdde zich geheel aan de politiek. In 1849 wist hij afschaffing der scheepvaartwetten te bereiken, maar met zijn voorstellen tot vermindering der bewapening en tot instelling van internationale arbitrage had hij minder succes; aan verschillende internationale congres en tegen den oorlog nam hij gedurende de jaren 1848 tot 1851 deel. Deze vredesgezindheid kostte C. echter een groot deel van de populariteit, die hij gedurende zijn strijd voor den vrijhandel had verworven, maar niettemin hield hij vol. Hij verzette zich tegen den Krimoorlog* (1853 — 1856), daar hij er zich niet mee kon vereenigen, dat Engeland de macht der Turken in Europa handhaafde; hij bestreed lord Palmerston’s politiek tegen China (1857) en wist het Lagerhuis met een meerderheid van 16 stemmen een motie van wantrouwen tegen de regeering te doen aannemen.

Bij de daaropvolgende ontbinding van het parlement werd C. echter niet herkozen. Wederom ging hij op reis, nu naar Amerika en werd in 1859 weer naar het Lagerhuis afgevaardigd; in Engeland teruggekeerd, werd hem de portefeuille van handel aangeboden, waarvoor hij evenwel bedankte, daar hij naar zijn meening inzake de buitenlandsche politiek te veel van lord Palmerston verschilde, om onder hem te kunnen dienen. Hij aanvaardde echter de taak, een handelsverdrag met Frankrijk te sluiten, dat na langdurige onderhandelingen in 1860 tot stand kwam; de hem uit erkentelijkheid hiervoor aangeboden eerbewijzen, zoowel vanwege de Engelsche als van de Fransche regeering, wees hij echter af. In het Lagerhuis zette hij den strijd tegen de oorlogzuchtige politiek dor Engelsche regeering voort. Gedurende den Amerikaanschen burgeroorlog waren zijn sympathieën aan den kant der Noordelijke Staten, de tegenstanders der slavernij; in deze gelijk in andere aangelegenheden verdedigde C. een politiek van non-interventie.

Hoewel reeds geruimen tijd lijdend, ging hij in het voorjaar van 1865 naar Londen, toen de verdediging van Canada in het Lagerhuis aan de orde kwam. Nog vóór dit ontwerp in behandeling werd genomen, overleed hij den 2en April 1865. Het volgend jaar werd te zijner nagedachtenis te Londen de „Cobdenclub” opgericht, die bevordering van den vrijhandel ten doel heeft. Zijn geschriften en redevoeringen werden verzameld en uitgegeven, deels door zijn weduwe onder den titel The political writings of Richard Cobden (1867, 2 dln.), deels door zijn vrienden John Bright en Thorold Rogers onder den titel Cobden's speeches on question of public policy (1870, 2 dln.). Biografie:

J. Morley, Life of Richard Cobden (Londen, 1881; laatste druk 1902); R. Walcker, Cobden’s Volkswirtschaftliche und politische Ansichten (Hamburg, 1885).

< >