Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Clive

betekenis & definitie

Clive - (lord Robert), de grondlegger van de Engelsche koloniale macht in Oost-Indië, geb. 1725 te Styche in Shropshire, overl. 1774, kwam in 1743 als schrijver in dienst bij de Engelsche Oost-Indische Compagnie, die hem naar Madras zond. Op 21-jarigen leeftijd trad hij als vaandrig in den krijgsdienst en werd vervolgens commissaris voor de voedselvoorziening van ’t leger. In dezen tijd, trachtten Engeland en Frankrijk elkanders macht in Indië te fnuiken; een troonstrijd over het vorstendom van Carnatic werd eene nieuwe aanleiding tot den strijd.

De aanvoerder der Fransche strijdkrachten, Dupleix, had Chunda Sahib tot nabob van Carnatic uitgeroepen, terwijl de Engelschen den anderen pretendent, Mahomed Ali, steunden. C. veroverde nu in 1751 de hoofdstad van Chunda Sahib met 600 man tegenover aanzienlijke vijandelijke strijdkrachten.

In 1753 keerde hij naar Engeland terug en werd daar in het Lagerhuis gekozen, maar zijne verkiezing werd ongeldig verklaard. In 1755 ging hij, nu als overste, naar Indië en dwong den nabob van Bengalen, Suraj-udDowlah, tot den vrede en tot de teruggave van het door hem veroverde Calcutta. Een door dezen laatste, wederom in bondgenootschap met Frankrijk, bijeengebracht leger versloeg C. in 1757 bij Plassey; hij veroverde de hoofdstad van Bengalen, Mursjidabad, en benoemde, nadat de nabob op de vlucht gedood was, diens bloedverwant Mir Jaffier tegen betaling van eene geweldige som gelds, waarvan C. 260.C00 pond sterling kreeg, tot opvolger op den troon. Deze overwinning legde den grond tot de Engelsche heerschappij in Indië. C. keerde in 1760 naar Engeland terug, werd in 1762 tot Ierschen peer met den titel van baron C. van Plassey verheven en in 1761 in ’t Lagerhuis gekozen.

In 1764, werd hij, na het uitbreken van nieuwe onlusten in Bengalen, wederom met buitengewone volmacht bekleed, naar Indië gezonden. Bij zijne aankomst in 1765 was de nabob van Audh reeds verslagen en had de Mogol zich onder Engelsche bescherming gesteld. C. liet zich door dezen met de provincies Bengalen, Behar en Orissa beleenen en verwierf aldus voor de Compagnie een rijk gebied met meer dan 15 millioen inwoners. Nadat hij de finantiën geordend en het bestuur gereorganiseerd had, keerde hij in 1767 met een kolossaal vermogen naar Engeland terug, waar hij in ’t Lagerhuis werd aangeklaagd, dat hij zijne volmachten misbruikt had om zichzelf te verrijken. Hoewel het niet tot een formeel proces kwam, verbitterde en griefde hem deze aanklacht toch zoozeer, dat hij aan het gebruik van opium verslaafd raakte en ten slotte door een revolverschot een einde aan zijn leven maakte.

Zijn nakomelingen namen den naam Herbert aan en voeren sedert 1804 den titel van graven van Powis. Zijn leven werd beschreven o. a. door Caraccioli (1775 76, 4 dln.), Malcolm (1836, 3 dln.), Arbuthnot (1899); vergelijk vooral den Essay van Macaulay, „Lord Clive”.

< >