Charkow - 1) gouvernement in Z.-Rusland, grenzende ten N. aan de gouv. Koersk en Woronesj, ten O. aan het gebied van de Donsche Kozakken, ten Z. aan ’t gouv. Jekaterinoslaw en len W. aan ’t gouv. Poltawa.
De oppervlakte is 55000 K.M.2 met 3½ millioen inw. of gemiddeld 60 per K.M.2, meest Klein-Russen en in ’t O. Kozakken. Het gouv. is een plateau van gem. 250 M. hoogte; alleen in het Z. zijn er een paar heuvellijen: de Donetz-bergen. De bodem is voor 64 % zwarte aarde, verder meest bonte en roode leem, rustende op tertiair gesteente, af en toe onderbroken door krijtheuvels. Het land is eenigszins bekkenvormig, met de stad C. als middelpunt. Door de aanwezigheid van de zwarte aarde (Tsjernosjom) is het land zeer vruchtbaar: 51% van den grond is bouwland, 23% grasland, 11% bosch; de rest is onontgonnen steppengebied. Landbouw is dan ook het hoofdmiddel van bestaan; graan, hennep en suikerbieten van goede kwaliteit worden in groote hoeveelheden verbouwd. De producten kunnen gemakkelijk worden vervoerd, door het uitgebreide spoorwegnet en langs een aantal N.W.-Z.O. stroomende zijrivieren van de Dnjepr. die voor kleine schepen bevaarbaar zijn.
Het grasland is voornamelijk ontgonnen steppengebied, dat nu geschikt is voor schapenteelt. De bosschen, bijna alle dennenwouden, komen vooral op de krijtheuvels voor. Hier en daar zijn er turfgebieden. Wat het klimaat betreft, komt C. geheel met het Z.-Russische steppengebied overeen. De zomers zijn er heet en de winters streng; de gemiddelde jaartemperatuur is 6 a 7° C., de hoeveelheid regen gering. De voornaamste steden zijn: Bjelopolje, Sumy, Starobjelsk, Bjelowodsk, Lebedin, Achtyrka, Tsuchujew, Isjum en Charkow.
2) Hoofdpl. van het gouv., de vroegere hoofdstad van de Slobodische Ukraïne, een van de belangrijkste Russische steden, ontstaan omstreeks 1650, telt nu 250.000 inw. Het is de hoofdmarkt voor koren, hennep, wol, schapen en paarden; evenals in NiezjniNowgorod is er een groote jaarmarkt. Daarbij is C. een der grootste spoorwegcentra van Rusland, waar de spoorwegen van Koersk, Brjansk Bjelopolje, Polcawa, Jekaterinoslaw, Alexandrowsk, Lugansk en Woronesj samenkomen. Als industriestad beteekent C. niet veel; er werken slechts 12 000 arbeiders in de fabrieken. Er is een universiteit met 4000 studenten, een technologisch instituut en een veeartsenijschool. Verder is het de zetel van den commandant dant van het 10de legerkorps en van een GriekschKatholieken aartsbisschop.
C. wordt doorstroomd door de gelijkn. rivier en door de Lopan, die, met elkaar vereenigd, als Lopan naar de Donetz stroomen. De stad is niet mooi gebouwd, de hygiënische maatregelen zijn volstrekt onvoldoende, zoodat epidemieën er niet zeldzaam zijn. Eerst in den laatsten tijd is dit wat verbeterd door den aanleg van een waterleiding. Toch zijn de woningtoestanden er nog slecht.