Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Celkern

betekenis & definitie

Celkern - Behalve de cellen der Bacteriën* en der Cyanophyceeën* en van een aantal ééncellige dieren bevatten alle levende cellen een celkern, meestal een bolrond of eivormig lichaam van protoplasmatischen aard. De celkern wordt gewoonlijk tegenover het cytoplasma* geplaatst; onderscheidt zich daarvan door het grootere gehalte aan phosphorus (vooral door de daarin voorkomende nucleïnen*). Dikwijls is de celkern zonder verdere hulpmiddelen onder het mikroskoop te zien, in andere gevallen niet; daar is het noodig gebruik te maken van kleur stofoplossingen, die door de celkern sterker worden opgenomen en ook sterker worden vastgehouden dan door het cytoplasma. Niet alle deelen van de kern kleuren zich daarbij even sterk; er komen sterk kleurende massa’s in voor, die daarom chromatine* genoemd worden.

Deze zouden in de rustende kern in een kernskelet van zich niet kleurende lininedraden* liggen. Men meent, dat verder de kern een vloeistof bevat, met den naam kern vocht bestempeld, dat er een wand omheen ligt, die door het cytoplasma gevormd wordt, terwijl er verder één of meer kernlichaampjes of nucleoli* in liggen, die kleurstof- en even sterk of sterker absorbeeren dan de chromatine. Kernen vermenigvuldigen zich uitsluitend door deeling (zie KERNDEELING). De meeste cellen bevatten één celkern en daar wordt de kerndeeling dadelijk gevolgd door een celdeeling*.

De kern wordt algemeen beschouwd als dat deel van de cel, waar de dragers der erfelijke eigenschappen gelegen zijn. Daarnevens vermoedt men, dat de kern een belangrijke rol speelt bij de chemische omzettingen, die in de cel plaats hebben en dat daarmee in verband staan de groote kernen van kliercellen. Kernen, die eenmaal door deeling ontstaan zijn, nemen gewoonlijk niet veel meer in grootte toe, zoodat zij in volwassen cellen niet een zoo in het oog springend bestanddeel van het protoplasma vormen als in jonge cellen. Zie plaat Cel en Celkern fig. 2, 3,4,5,10 en plaat Plantencel I fig. 1, 2, 4, 5.