Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Calcium

betekenis & definitie

Calcium - scheikundig element, symbool Ca., atoomgewicht 40,1, behoorende tot de aardalkalimetalen, is in de natuur zeer verbreid, voornamelijk als C.-silikaat* en C.-carbonaat*, maar ook als C.-fluoride*, C.-fosfaat*, C.-sulfaat*, C.boraat*, C.-molybdaat, C.-wolframaat*, C.fosfo-uranaat en C.-bisulfide*. Het carbonaat en fosfaat vormen een goed deel van de in- of uitwendige skeletten der levende wezens. Meteoorsteenen bevatten C. verb. en op de zon en de vaste sterren is het door de spectraalanalyse aangetoond. Verbindingen van C. zijn zeer lang bekend.

Reeds in de le eeuw na Christus beschrijven Plinius en Dioscorides de bereiding van kalk uit kalksteen, marmer of schelpen, het blusschen van de gebrande kalk en het gebruik bij het bouwen, dat toen reeds lang bekend was. Gips werd reeds door de Egyptenaren als bindmiddel gebruikt. In het einde van de 17e eeuw werd door Boyle de afscheiding door zwavelzuur (als Ca S03) gevonden, een eeuw later vond men de scherpere reactie met oxaalzuur en ter zelfder tijd leerde men C. van de andere aarden onderscheiden. Dat de (gebrande) kalk geen element, doch een oxyd was werd het eerst door Lavoisier vermoed, door Davy bewezen, die in 1808 het metaal zelf het eerst bereidde door electrolyse van het hydroxyde. Tegenwoordig bereidt men het nog electrolytisch, meest uit een gesmolten mengsel van calciumchloride en fluoride.

Het zuivere metaal is een zilverwit metaal, nauwlijks harder dan lood met een s.g. van 1,52 en een smeltpunt van 800°. Aan de niet geheel droge lucht loopt het geel aan; op water en verdunde zuren werkt het onder waterstofontwikkeling heftig in. Bij hooge temperatuur reageert het met zuurstof, stikstof, de halogenen, zwavel, fosfor, koolstof, waterstof, onder vorming van verbindingen. Met verbindingen van deze elementen onderling werkt het min of meer heftig, soms explosief onder vorming van oxyde en daarvan afgeleide zouten, Carbide, hydruur, chloride, enz. Het C'. vormt slechts een enkel soort ionen n.1. een sterk electropositief tweewaardig ion, dat weinig neiging heeft tot complexvorming, meest oplosbare zouten geeft en dat ongekleurd is. Onoplosbaar zijn voornamelijk het sulfaat, carbonaat, oxalaat, het tertiaire fosfaat, het fluoride en het silicaat, ongerekend sommige zouten van organische zuren.

De drie eerstgenoemde zouten worden analytisch, voor het aantoonen van calcium gebruikt, te zamen met de geelroode kleuring, die door C. zouten aan de kleurlooze gasvlam wordt meegedeeld. C. zelf vindt technisch nog weinig gebruik. Slechts voor de bereiding van calciumhydruur* en in het laboratorium wordt het toegepast. De groote verwachtingen, die men van de technische bereiding had, zijn tot nog toe niet vervuld. Van de C.verbindingen echter vinden een groot aantal min of meer belangrijke technische toepassingen: C.-hydruur,* C.-fluoride*, C.-chloride*, C.-oxyde*, C.-hydroxyde*, C.-sulfide*, C.-polysulfide*, C.-sulfiet*, C,-thiosulfaat*, C.-fosfide*, C.-carbide*, C.-hypochloriet* C.-sulfaat*, C.nitraat*, C.-fosfaten*, C.-carbonaten* C.-silicaten*, C.-aluminaten*, C.-boraten*, C.-acetaat,* C.-oxalaat*.

< >