Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Calabrië

betekenis & definitie

Calabrië - schiereiland, omvat de Italiaansche provincie Catanzaro, Cosenza en Reggio di C.; te zamen ruim 15.000 K.M.2 groot met ruim 1.430.000 inwoners. In het N.is het begrensd door een woest en ontoegankelijk kalkgebergte, dat tot de Napolitaansche Apennijnen behoort en dat in steile wanden naar het pliocene bekken van de Crati afdaalt. Dit laatste is in het W. door de keten van den Mte Cocuzzo van de Tyrrheensche zee gescheiden. Het eigenlijke Calabrische gebergte bestaat, in afwijking van de overige Apennijnen, uit oude, harde gesteenten.

Het is door het bekken van Catanzaro in twee massieven van graniet, gneiss en oude leien gescheiden. Het Noordelijkste, de Sila, is een gedeeltelijk nog met dichte wouden bedekte hoogvlakte met afgeronde reliëfvormen, waarboven zich de Botte Donato tot 1930 M. verheft. Het pliocene bekken van Catanzaro is een golvend heuvelland, vol diepe kloven, gem. 250 M. hoog. Het Zuidelijke massief, de Aspremontes, is een lange bergkam, tot 1960 M. hoog. De voornaamste der kleine rivieren van C. zijn de Crati en de Neto.

De kust is meestal steil en hoog en slechts door enkele breede, halfronde golven geleed, b.v. die van S. Eufemia, Gioja en Squillace. Achter deze golven heeft men kleine vruchtbare kustvlakten. Van Reggio om kaap Spartivento tot aan Punto dell’ Allice aan de Oostkust heeft men een smalle kustvlakte vóór den bergwand liggen, die tengevolge van de ontwouding van het gebergte uit een afwisseling van met rotspuin gevulde rivierbeddingen („fiumari”) en moerassig vlakland bestaat. De kuststreek had veel van zware aardbevingen te lijden; o. a. van die van 1905.

Klimaat. C. heeft een zuiver subtropisch klimaat met regenlooze zomers. Reggio heeft een jaartemperatuur van 18.1°, een koudste maand van 10.7° en een warmste van 26.6°.

Bevolking. De kleine, donkere, mesocephale Calabreezen staan in ontwikkeling nog ver bij de meeste andere Europeesche volken ten achter; ze zijn onwetend, bijgeloovig, hartstochtelijk en ruw, terwijl de economische toestanden ook tengevolge van het grootgrondbezit veel te wenschen overlaten. In de streken van Cosenza en Catanzaro wonen ± 40.000 Albaneezen, die zich hier in de 15e en 16e eeuw gevestigd hebben.

Bestaansmiddelen. De bevolking leeft hoofdzakelijk van landbouw (producten: tarwe, gerst, rijst, maïs, vlas en vooral zuidvruchten, als olijven, sinaasappelen, citroenen, vijgen, wijn). De veeteelt levert vooral klein vee en paarden; ook aan zijdeteelt wordt gedaan. Ook de visscherij is belangrijk; langs de kust zoekt men een soort van zijde leverend schelpdier (Pinna marina) en koralen.

Nederzetting en en Verkeer. De eenige plaatsen van beteekenis zijn de hoofdpl. der gelijkn. provinciën; de voornaamste stad is Reggio (43.000 inw.). Spoorwegen gaan langs de geheele kust en door de beide bekkens.

Geschiedenis. Met C. (Lat. Calabria) werd in de oudheid bedoeld het land der wsch. uit Illyrië gekomen Calabri, die het kustgebied van het Zuid-Oostelijk schiereiland van Italië tegenover Epïrus bevolkten, later dat geheele schiereiland en het tegenwoordige Midden-Apulië; in het Zuiden woonden de Salentini, om Tarente de Messapii en in het midden en Oosten de Japyges. Door den oorlog met Pyrrhus kwamen de Romeinen er mede in aanraking en gaandeweg veroverden zij het schiereiland. Sedert de 8ste eeuw v. C. zijn er aan de kust vele bloeiende Grieksche kolonies gevestigd, waarvan Brundisium en Tarente de voornaamste zijn. Sedert Augustus behoorde het tot de 2de Regio van Italië en ± 200 n. C. onder de iuridici was het nu eens met Lucania en Bruttii, dan weer met Apulië vereenigd, sedert Diocletianus voorgoed met het laatste. In de middeleeuwen werd de naam C. door de Byzantijnsche keizers overgebracht op het Westelijk schiereiland van Zuid-Italië, dat vroeger Bruttium heette.

< >