Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 09-11-2018

Brekingsindex

betekenis & definitie

Brekingsindex - Wanneer een bundel evenw. lichtstralen invalt op het grensvlak van twee doorzichtige middenstoffen*, dan is de verhouding van den sinus van den hoek van inval (d. i. de hoek, dien de richting der invallende lichtstralen met de loodlijn op het grensvlak maakt) tot den sinus van den hoek van breking (d. i. die hoek, dien de richting der gebroken lichtstralen met de loodlijn op het grensvlak maakt) de b. bij overgang van de eene middenstof in de andere. Tevens is deze verhouding die van de voortplantingssnelheden* van het licht in de beide middenstoffen (zie BREKING). De aldus gedefinieerde b. wordt ook wel de relatieve genoemd, aangezien hij geldt voor den overgang van de eene middenstof in de andere. Hiertegenover wordt onder den absoluten b. dezelfde verhouding verstaan bij overgang van het vacuum in eene of andere middenstof.

Voor alle doorzichtige middenstoffen is de absolute b > 1; voor gewoon glas b.v. bedraagt deze grootheid ongeveer 1.5. Het gevolg is, dat bij den overgang van het vacuum in eene andere middenstof de lichtstralen steeds naar de loodlijn op het grensvlak toe worden gebroken. — Ter bepaling van den b. van allerlei stoffen, zoowel vaste stoffen, vloeistoffen als gassen, kan een prisma* worden gebezigd, dat, hetzij uit de te onderzoeken stof vervaardigd is, hetzij met die stof is gevuld, en de grootte van de afwijking, die de lichtstralen door de breking ondergaan, meten. Daaruit kan dan de b. worden bepaald (zie PRISMA, SPECTROMETER). Ook worden wel ter bepaling van den b. speciaal voor dit doel vervaardigde toestellen gebezigd, zooals refractometers* en totaalreflectometers*. Voor de gassen is bij den druk der atmospheer en de temperatuur der omgeving de b. slechts weinig grooter dan de eenheid; met toenemende dichtheid* neemt de b. toe. Voor de verschillende vloeistoffen heeft de b. zeer uiteenloopende waarden; water b.v. heeft voor geel licht een b. van 1.33, glycerine 1.47, benzol 1.60, zwavelkoolstof 1.63, methyleenjodide 1.74.

Insgelijks vertoont de b. voor de verschillende vaste stoffen groote verschillen; voor gewoon glas is de waarde ervan voor geel licht ongeveer 1.50, doch neemt toe, naarmate het glas meer barium of lood bevat (het allerzwaarste flintglas* heeft een b. van 1.96). Voor kwarts* en steenzout* is de b. iets grooter dan voor gewoon glas (omstreeks 1.55), voor vele andere kristallen heeft de b. echter veel hoogere waarden (voor diamant* zelfs 2.42). Bij een aantal metalen komen waarden van den b. voor, die grooter zijn dan de eenheid, zoodat het licht zich daarin sneller voortplant dan in het vacuüm. De b. is afhankelijk van de golflengte* van het gebezigde licht (zie DISPERSIE, DIËLECTRISCHE CONSTANTE). — Ook voor stralingen* van anderen aard dan gewoon licht (b.v. voor ultraviolet* licht, warmtestralen*, electr.* golven, geluidsgolven*) kan men van den b. spreken, in denzelfden zin als bij het gewone licht.