Bouchardon (edmé) - Fransch beeldhouwer, geb. 1698 te Chaumont en Bassigny (Haute Marne), gest. te Parijs 1762, leerling van zijnen vader en van Guillaume (I) Coustou, te Parijs. In 1722 verwierf hij den prix de Rome en van 1723 af werkte hij negen jaren lang te Rome. Hij copieerde daar naar antieke beelden (o.a. den Faun-Barberin) en vervaardigde verschillende borstbeelden (o.a. baron Stosch, paus Clementius VII, de kardinaals de Rohan en Polignac). Na 1732 vindt men hem weer te Parijs, waar hij weldra zijn intrek neemt in een te zijner beschikking gestelde werkplaats in het Louvre (beeld van Lodewijk XIV voor Notre Dame, groepen in Versailles, o.a. aan het bassin de Neptune.) Zijn kleine kruisdragende Christus verschafte hem in 1745 den titel van „adjoint à professeur” aan de Académie royale; 1746 werd hij tot professor benoemd.
Van zijn meer bekende werken uit den eersten tijd te Parijs zijn te noemen: de ook door tijdgenooten geprezen Amor, die van Hercules’ knods een boog maakt (Louvre). Minder bekend is zijn voortreffelijk werk voor St. Sulpice (Mater Dolorosa en apostelen, een zilveren beeld van de Maagd en twee verguld bronzen engelen). Zijn latere werken toonen aan, dat B. reeds vroeg trachtte, zich los te maken van de meer vrije manier van werken, die hij te Rome had geleerd. Hij wordt een der eerste beeldhouwers van Frankrijk, die in tegenstelling met vele tijdgenooten, de rustiger, echt-klassiek gewaande richting zocht. Voorbeelden van dit streven, waardoor B. feitelijk een der eerste voorloopers van den Louis XVI-stijl in de beeldhouwkunst is geworden, zijn: de Fontaine de Grenelle (door Voltaire bespot, omdat de groote, strenge architectuur en de wat zwaarwichtige figuren in geen verhouding staan tot de armzalige waterstraaltjes, die onder uit het bouwwerk, dat toch een fontein heette, te voorschijn kwamen).
Ook het tot de bouwkunst behoorend deel van dit werk doet duidelijk zien, dat B. het strenge en strakke zocht en de veerkrachtige, levendige, kromme lijnen, die toen (1739) nog veelal gebruikt werden, wilde vervangen door veel matter en geleidelijker overgangen. Zijn meest belangrijke opdracht was het groote ruiterstandbeeld van Lodewijk XV voor de place de la Concorde, die toen juist ter eere van den koning, als Place Louis XV, werd aangelegd. B. heeft het werk, dat dezelfde eigenschappen vertoont als de Fontaine de Grenelle, niet geheel voltooid; de figuren van het voetstuk zijn uitgevoerd door J. B. Pigalle. In velerlei onderdeelen verraadt B. steeds zijn grootste qualiteiten als oorspronkelijk meer naturalistisch aangelegd beeldhouwer, zoo o.a. in zijn beroemd geworden reliefs Winter en Zomer, aan de genoemde Fontaine de Grenelle. Deze, de beste van zijn eigenschappen, bemerkt men ook in al zijn uiterst talrijke teekeningen, meestal in roodkrijt, waaronder zoowel studies voor later weer geheel veranderde uitgevoerde werken, als ontwerpen, die nooit tot uitvoering zijn gekomen, bv. de schitterende reeks van zijn vaak zeer barokke fonteinen. Men telt in het geheel ongeveer 400 bladen, vooral in de kabinetten van het Louvre en van Versailles bewaard.
Litteratuur in Thieme-Becker’s Künstler-Lexikon. Een eerste poging om B. zijn plaats aan te wijzen, te midden van zijn tijdgenooten deed Hildebrand in het door Burger, later door Brinckmann uitgegeven „Handbuch der Kunstwissenschaft’’. —Berlin, Akademische Verlagsgesellschaft.