Boromino (Francesco, ook Borromino en Borremini), Italiaansch (Romeinsch) bouwmeester, geb. 1699 te Bissone bij Como, gest. 1667 te Rome. Hij zou eerst worden opgeleid voor beeldhouwer en werd daartoe naar Milaan gezonden, doch trok 1615 naar Rome, waar hij werk vond aan den St. Pieter, die toen in aanbouw was en waar een familielid van B., de architect en beeldhouwer C. Maderno het oppertoezicht had. Deze ontdekte de talenten voor de bouwkunst in den jongen man en gebruikte hem spoedig voor allerlei belangrijk werk o.a. ook aan het Palazzo Barberini (1624: o. a. d. ovale wenteltrap rechts van den ingang).
Toen Maderno in 1629 door G. L. Bernini werd opgevolgd bleef B. aan de werken van St. Pieter en het Pal. Barberini bezig, vooral als beeldhouwer maar ook als architect (o.a. de altaren en andere détails) na eenigen tijd echter ontstond er een geschil tusschen Bernini en B. en gingen hunne wegen uiteen. Zelfstandigen arbeid leverde B. voor ’t eerst met de kerk St. Carlo alle quattro Fontane te Rome met het bijbehoorend klooster (1638-40 gevel v. 1667) en het bekende Oratorio di St. Fillipo Neri (van 1650).
Hier wordt voor ’t eerst te Rome de gebogen, uitpuilende en inzwenkende lijn van den gevel toegepast, ook andere nieuwe motieven als gebroken frontons en de collossaal-orde kwamen nu in zwang en werden weldra daarop te Napels (grafmonument in St. Apostoli) ook binnen in de kerk gebruikt (1642). In’t vervolg veranderde B. ook het Palazzo Spada in dezen persoonlijken stijl, die het toppunt van de periode van den barokstijl te Rome beduidt. Als meester van den Italiaanschen barokstijl, door velen bewonderd, door sommigen, meer op ’t strenge gerichten, verafschuwd, werd Borromini om zoo te zeggen, „spreekwoordelijk.”' Men moet nog noemen: S. Ivo e Leone te Rome met den vreemden, driehoekigen plattegrond en, uit den tijd van Innocentius X (1644-55), de verbouwing van S. Giovanni in Laterano en St. Agnese (1653); de waterleiding van de door Bernini voor St. Agnese opgerichte fontein op de Piazzo Navonna te Rome (1647) en het Collegio de propaganda fide (1666).
In 1687 viel B. bij den paus in ongenade en werd ontslagen wegens een verschil van oordeel over S. Agnese; de gevel werd echter volgens zijn plannen uitgevoerd. In 1664 werd hij naar Parijs geroepen, evenals Bernini, om plannen te leveren voor den later door Cl. Perault gebouwden gevel van het Pal. du Louvre. Hij gaf echter aan deze roepstem geen gehoor. Zijn laatste werk was de voltooiïng van de Capella Falconnieri (Kapel van het hoofdaltaar) in S. Giovanni de Fiorenstini. Er zijn nog eenige teekeningen van B. over, voor zoover zij nl. niet door hem, kort vóór hij zich in een vlaag van krankzinnigheid van kant maakte, zijn verbrand.
Als zijn geestelijke vader moet naast Bramante vooral Michelangelo de „vader van den barokstijl” genoemd worden. Hij ging in zijn fantastische denkbeelden over de bouwkunst echter veel verder dan deze laatste. Hem, zooals dit wel geschiedt, op zijn beurt den vader van den rococo-stijl in Frankrijk te noemen, gaat niet aan, daar de Fransche Louis XV-stijl ten slotte wortelt in den geheel anderen bodem der strengere Fransche denkbeelden over bouwkunst. Slechts enkele Fransche architecten b.v. J. A. Meissonner, die in Frankrijk geenszins de meest geliefden en bekenden waren, hebben denkbeelden aan zijn oeuvre ontleend. De litteratuur en de volledige lijst zijner vele werken in Thieme-Becker’s Künstler-lexikon.