Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Biesbosch of bergsche veld

betekenis & definitie

Biesbosch of bergsche veld - (naar het nabijgelegen Geertruidenberg), het gebied gelegen tusschen het eiland van Dordrecht in ’t W., de Boven-Merwede in ’t N., land van Heusden en Altena in ’t O. en de Amer in ’t Z. Het bestaat uit tallooze eilanden en platen, meerendeels omkaad en met vele waterloopen (killen) ertusschen, die steeds meer dichtslibben. Eens behoorde dit geheele gebied tot de Groote of Hollandsche Waard, die zich uitstrekte tusschen Dordrecht, Geertruidenberg en Heusden en een oppervlakte had van meer dan 40.000 H.A. De ligging aan de groote rivieren en aan de zee was zeer gevaarlijk en reeds voor 1421 waren er overstroomingen voorgekomen. De onlusten en burgeroorlogen in Holland in ’t begin der 15e eeuw deden echter de dijken verwaarloozen en toen in 1421 aanhoudend stormweer het Noordzeewater hoog had opgejaagd, zoodat op verscheidene plaatsen in Holland, Zeeland en Friesland dijkbreuken plaats hadden, bezweek op 18 Nov. ook de dijk van de Hollandsche Waard op minstens 2 plaatsen, n.l. bij Wieldrecht ten Z. van Maasdam en aan de Merwede bij Werkendam. Er moeten daarbij 72 dorpen overstroomd zijn, waarvan 34 voor goed verdwenen; 100.000 menschen verdronken en zelfs alle dorpen van de Langstraat liepen onder.

Het hoogste Oostelijke deel, de landen van Heusden en Altena, was in 1460 opnieuw bedijkt, het lagere, Westelijke deel bleef bedolven; het laagveen, dat den bodem bedekte, werd door de werking van water op den duur opgeruimd, zoodat een diepe plas ontstond. Kleiafzetting uit de zee en de rivieren deden er langzamerhand een moerassige eilandendelta ontstaan. De Merwede van Gorinchem tot Dordrecht, waaruit het water zich over de B. kon verspreiden, was daardoor zoo goed als onbevaarbaar geworden. Vooral Dordrecht had belang bij het herstel van dezen waterweg; door de killen aan de zijde der Merwede te dichten, zou men het water in die rivier kunnen houden. In 1737 en ’38 werd dit werk op last van de Staten van Holland uitgevoerd. Nu steeg de waterstand in de Merwede echter zoodanig dat de Zuiderdijk van de Alblasserwaard gevaar liep, daarom werden de killen weer geopend. De ingenieur Blanken kwam in 1819 met een plan tot het graven van een nieuwe Merwede, dwars door het intusschen steeds verder dichtslibbend gebied van de B. en tot dichting van de oude Merwede boven Dordrecht. Door het verzet van Dordrecht kwam toen het plan tot het graven van een Nieuwe-Merwede met behoud van de Oude.

Dit werd volgens het ontwerp van de inspecteurs Ferrand en Van der Kun in 1850 uitgevoerd. Tegelijkertijd werden de killen langs de Boven-Merwede gedicht met bagger uit de NieuweMerwede, wat tengevolge had, dat de waterstand in de Boven-Merwede steeg en de afwatering van de Linge* werd belemmerd. Daar werd in voorzien door het plaatsen van een stoomgemaal bij Steenenhoek, echter zijn de klachten over die afwatering niet opgehouden. Ook trachtte men de afstrooming door de Nieuwe-Merwede te bevorderen door deze tot grootere diepte uit te baggeren. — Door de Nieuwe-Merwede is de B. in 2 helften gescheiden. De Westelijke helft bestaat uit 2 deelen: ten N.O. en ten Z.O. van het eiland van Dordrecht, die beide een complex van killen en door kaden omgeven eilanden vormen. Ze hebben, daar ze vrij hoog gelegen zijn (gemiddeld ± 1 M. + A.P., in ’t N. langs de Beneden-Merwede zelfs 2.5 M. + A.P.), natuurlijke afwatering. Ze worden bijna uitsluitend voor grasland gebruikt, in ’t Z., waar het het laagste is (hoogte 0,5 M. + A.P.), is het meest griendland. Het uitgestrektst is het gedeelte ten O. van de Nieuwe Merwede.

Een zware bandijk van ± 4 M. + A.P. hoog, loopt langs de rivier tot aan de Jacominaplaat. Daardoor zijn alle killen aan de N.- en W.-zijde afgesloten. Alleen het Steurgat heeft nog verbinding met de Merwede door een sluis bij Werkendam. De dijk langs de Z.-zijde van de B., dus langs de Amer, is 3.60 M. + A.P. hoog en laat openingen voor de voornaamste killen, het Gat van de Visschen in ’t W. en het Steurgat, Bleeke Kil, Oostkil en Bakkerskil in ’t O., omdat die dienen voor de afwatering der Biesboschpolders en bovendien (wat de Oostelijke betreft) van het land van Heusden en een deel van Altena. Daar de polders ook aan deze helft van de B. meest hooger dan 1 M. + A.P. liggen, kunnen vele het water direct op het buitenwater laten afstroomen.

De hoogste polders liggen in het N.O. (1.80 M. + A.P.), de laagste langs de Bleeke- en Oostkil (0.50 N. + A.P.). De laagste moeten bemalen worden, te meer daar het buitenwater, nu de nieuwe Maasmond (Bergsche Maas) hierlangs verlegd is, hooger staat dan vroeger. Die bemaling geschiedt electrisch; de electrische centrale daarvoor staat aan den buitendijk van het Nieuwland van Altena bij de Vierbansche Sluis. De grootste Biesboschpolders liggen in ’t Z.O., b.v. Karnemelkpolder (152 H.A.), Prikwaard (75 H.A.), Boerenverdriet (125 H.A.), Jannezand (330 H.A.). In ’t N. en O. komen uitgestrekte bouwlanden voor; de boerenhoeven liggen langs de dijken en kaden. Het Z.W. bestaat nog grootendeels uit grienden met belangrijke teelt van teenen en rijzen, voor de mandenmakerij, zeeweringen, enz., die verhandeld worden en uitgevoerd te Werkendam. Ook wordt er veel riet gesneden.

< >