Bidzjapoer - (Engelsch Bijapur), voorheen een machtig Mohammed. koninkrijk in het Westelijk deel van het hoogland van Dekan, Engelsch-Indië, tusschen de Bhima en de Toengabhadra, twee zijrivieren van de Kistna. Dit rijk werd in 1488 door een zoon van den Osmaanschen sultan Moerad II, Joessoef geheeten, gesticht; onder Joessoef (overl. 1510) en zijn opvolgers, als Ismaïl (overl. 1534), Ali-Adil-Shah (1557—79), regentes Tsjand Bibi en Ibrahim-AdilShah II (1579—1626), Mohammed-Adil-Shah (1626 —60) kwam B. tot grooten bloei. De hoofdstad bezat vele prachtige bouwwerken. Onder Ali-Adil Shah II (overl. 1672) verviel het rijk, dat eindelijk in 1686 door den Groot Mogol Aurangzeb werd vermeesterd.
Bij het uiteenvallen van het rijk van Delhi, in het begin der 18de eeuw, kwam B. in de macht der Mahratten, aan wie het in 1818 door de Engelschen werd ontnomen. Het vormt thans een deel van het presidentschap Bombay, 14.650 K.M2. groot, met 800.000 inw.; de gelijkn. hoofdstad, had eenmaal meer dan een millioen inwoners en bevatte toen binnen hare muren niet minder dan 1600 moskeeën, behalve een groot aantal in de meest verschillende oostersche bouwstijlen opgetrokken paleizen en andere gebouwen, zooals men bijna geen tweede stad in het oosten kon aanwijzen. Zij telt thans nog slechts 16.000 inw. Het door Mohammed-Ali-Shah voor zichzelven gebouwde mausoleum, Bara Gumbas of Groote Dom geheeten, doet in grootte aan de Pieterskerk te Rome denken; de nog in goeden staat verkeerende citadel met 109 torens wordt door het Eng. gouvernement onderhouden.