Betaalmiddelen - hetgeen als ruilmiddel dienst doet, vooral, indien het door wet of gebruik als zoodanig algemeen wordt aangenomen. Velerlei voorwerpen hebben in verschill. tijden en op verschil lende plaatsen als zoodanig dienst gedaan: schelpen, vee, eieren, totdat tenslotte het geld hoofdbetaal middel werd. Naast de stoffel, b. heeft men in een moderne maatschappij verschill. soorten fiduciair b.; dat zijn bet. m., waarvan de waarde berust op de credietwaardigheid van den uitgever: papiergeld, bankbiljetten, handelspapier. Men onderscheidt de b. verder in wettig en ander b., naarmate het al dan niet in betaling moet worden aangenomen.
Dit kan het geval zijn tot onbeperkte bedragen of slechts be perkt. Dit laatste is veelal bij kleingeld het geval; zie art. 2 der Muntwet 1901, Stb. 132, herdrukt, in Stb. 1912, no. 364. Behalve het gemunte geld zijn hier te lande sinds de wet van 18 Juli 1904, Stb. 189, wettig b. de bankbiljetten, uitgegeven door de Ned. Bank; slechts van de bank-zelf behoeft men ze niet in betaling te aanvaarden. Ook de in 1914 uitgege ven zilverbons zijn (tijdelijk) wettig betaalmiddel. De rol van het eigenl. b. wordt meer en meer, vooral waar het geldt grootere bedragen, overgenomen door stelsels van afrekening en overboeking, zie CLEARING, GIRO en GELD.