Beeldscherpte - in de photografie de meerdere of mindere scherpte, waarmede puntvormige voorwer pen afgebeeld worden. Uit den z.g. lenzenregel volgt, dat bij elken object-afstand één beeldaf stand behoort. In den regel wenscht men voorwer pen, die niet in één verticaal vlak gelegen zijn, te zamen in één vlak (de gevoelige plaat) af te beelden, zoodat noodzakelijkerwijs enkele gedeelten scherp en andere onscherp afgebeeld zullen worden. Daar nu een gemiddeld menschelijk oog geen voorwerpen als zoodanig meer kan onderscheiden, welke onder een hoek van 1 boogminuut gezien worden, maken derhalve schijfjes van 1 bg.minuut-middellijn al tijd nog den indruk van scherpe punten en kunnen niet in één vlak liggende voorwerpen toch te zamen scherp afgebeeld worden, indien er slechts voor ge zorgd wordt, dat de onscherpte van het dichtst bij en het verst af gelegene voorwerp de gegeven grens van 1 bg. minuut niet te boven gaan.
Alle daartus schen gelegen voorwerpen zullen dan tegelijk scherp afgebeeld worden. (Dieptegrenzen, Diepte der scherpte). Noemt men L den beeldafstand, dan is de toelaatbare onscherpte = 0,00068 L en daar L vrijwel gelijk is aan f, den brandpuntsafstand van de lens, kan men voldoende nauwkeurig de toelaatbare onscherpte voorstellen door 0,0006 f., welke dus af hankelijk is van den brandpuntsafstand. De ge bruikelijke bewering, dat eene onscherpte van 0,1 m.M. toelaatbaar is, is derhalve onjuist. Voor een 9 X 12 plaat, met lens van 150 m.M. brand punt, is toelaatbaar 0,0006 x 160 = 0,09 m.M.; voor een 24 x 30 plaat, met lens van 380 m.M., kan daarentegen gegaan worden tot 0,0006 x 380 = 0,23 m.M. Voor de moderne zeer kleine camera’s van b.v. 60 x 65 m.M. met lens van 76 m.M. brandpuntsafstand is de toelaatbare on scherpte slechts 0.046 m.M. Bij gebruik van speciale platen voor reproducties of bij het maken van nega tieven, waarop gemeten moet worden, mag de on scherpte hoogstens 0.01 m.M. bedragen. De grootste b., welke met objectieven van korten brandpunts afstand op de gewone plaat bereikbaar is, vindt haar grens in de afmetingen van den plaatkorrel d.z. de daarin voorkomende zilverdeeltjes (van 0,036 tot 0,003 m.M.).
