Badoeng, vroeger een landschap met zelfbestuur op het eiland Bali; thans onderafd. van de afd. Zuid-Bali der res. Bali en Lombok, grootendeels gevormd door de Zuidspits van genoemd eil. met het schiereil. de Tafelhoek; het grenst aan drie zijden aan de zee; de bodem is zeer vruchtbaar. B. bestaat bijna geheel uit vlak land; het schiereil.
Tafelhoek maakt een uitzondering, daar het een breed plateau is, dat zich op verschillende plaatsen eenige honderden voeten boven den zeespiegel verheft. B. vertoont het beeld van een aaneengeschakelde reeks van prachtige rijstvelden; rivieren komen er weinig voor; de wegen zijn er over het algemeen goed. De hoofdpl. is Denpasar, in het N. O. gelegen. In de geschiedenis van Bali speelde dit staatje een belangrijke rol; voorheen was het ’t middelpunt van den slavenhandel op het eiland. De voorn. haven- en handelsplaats is Pantej-barat, niet ver van Koeta, dat aan de grootste rivier van B., de Pawan, gelegen is, evenals Toeban, mede een handelsplaats. De Badoengers staan van oudsher bij de overige Balineezen in slechten reuk. Zie BALI en BALIËRS.