Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Baboer

betekenis & definitie

Baboer - (Baber of Babur), Zahir-oed-din-Mohammed, grondlegger van het rijk der groot-mogols in Indië, afstammeling van Timoer, geb. 14 Febr. 1483, overl. 26 Dec. 1630. Twaalf jaar oud zijnde, erfde hij van zijn vader, Omar Sjeikh Ferghana en breidde hij in voortdurende oorlogen met de Özbegen, waarin hij niet altijd gelukkig was, zijn rijk voortdurend uit. In 1604 veroverde hij Kaboel en wendde zich, toen hij in 1614 door de Özbegen verslagen was, naar Indië, versloeg den Sultan van Delhi Ibrahim Lodi 1626 bij Panipat en maakte zich van diens rijk meester. Hij koos echter niet deze stad maar Agra tot zijne residentie en werd in 1630 opgevolgd door zijn zoon Humajoen.

Baboer was niet alleen een veldheer van den eersten rang, maar schreef ook gedichten. Bovendien stelde hij memoires op van zijn eigen levensgeschiedenis in het Oost-Turksch, die onder den naam Baboer-name bekend en in velerlei opzicht zeer belangrijk zijn. Dit werk werd later in het Perzisch vertaald en daarnaar in 1826 eene Engelsche vertaling gemaakt. De oorspronkelijke tekst werd tweemaal uitgegeven, 1867 en 1906, en naar de eerste uitgave door Pavet de Courteille in het Fransch vertaald, 1871. Litteratuur: Lane Poole, Baber. Oxford 1899.

< >