Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Awesta

betekenis & definitie

Awesta - de benaming van de heilige boeken der Zoroastriërs, d.w.z. van de boeken, die de godsdienstleer en de liturgie bevatten, welke van Zoroaster afkomstig heeten te zijn. De volgelingen van Zoroaster zijn hoofdzakelijk de thans in Indië (vooral in Bombay) woonachtige Pārsi’s; men spreekt dan ook wel van het Pārsisme, als men het complex van denkbeelden, in den Awesta neergelegd, wil aanduiden; doch aangezien in 't stamland van het Zoroastrisme, in Perzië dus, nog ruim 10.000 aanhangers van dezelfde leer worden aangetroffen, aangeduid met den naam Gabars (Fr. Guèbres), is de benaming Pārsisme niet geheel juist en is de voorkeur te geven òf aan den term Zoroastrisme, naar den naam des stichters, òf aan den naam Mazdeïsme, naar den naam van den hoogsten god en schepper. De volgelingen van Zoroaster heeten in den Awesta zelven: Mazdajasniërs, d.w.z. Mazdāh(Ormazd) vereerders.

De vroeger algemeen gangbare benaming der heilige boeken: Zend-awesta, is gebleken eene onjuiste te zijn, aangezien het woord awesta waarschijnlijk „grondtekst”, en zend of zand „commentaar, verklaring” beteekent. — Het staat vast, dat, wat wij als den Awesta kennen, slechts fragmenten zijn, daar onder de Sasaniden (226-636 n. Chr.) de Awesta moet hebben bestaan uit 21 boeken of nask’s, verdeeld in drie groepen, ieder van zeven. Slechts één dier boeken is in zijn geheel, hoewel niet ongerept, tot ons gekomen: de Wendidād. Van den geheelen Awesta is naar schatting ongeveer ¼ bewaard gebleven, en wel behalve den reeds genoemden Wendidād, die een priesterlijke handleiding is, bevattend de voorschriften voor reinheid en reiniging, boete en zoening, en dien men dus den Pārsischen Leviticus zou kunnen noemen: de Jasna met de Gāthā’s, de Wisparad, de Jasht’s en kleinere teksten benevens enkele fragmenten. Van al deze teksten zijn de in den Jasna (de liturgie) ingelijfde Gāthā’s om meer dan ééne reden de allerbelangrijkste stukken van den Awesta. Het zijn een soort van gezangen, psalmen of predikatiën in versmaat, die van Zoroaster zelven heeten afkomstig te zijn, en waarvan de taal aanmerkelijk afwijkt van, en veel antieker is dan die van den overigen Awesta, dien men dan ook wel aanduidt als „de jongere Awesta”; de taal der Gatha’s is in sommige opzichten zelfs meer ouderwetsch, dan die van de oudste Weda-gedeelten; toch is het opmerkelijk, dat de leer en de godsdienstige denkbeelden van de Gāthā’s een jonger karakter vertoonen dan de ten opzichte der taal later te stellen 21 Jashts, of Hymnen op de verschillende engelen (jazata’s), die hier doorgaans anthropomorphisch voorgesteld worden; een van de meest beroemde Jasht’s is zeker die op Mithra, den engel des Lichts en der Waarheid, die meineed en woordbreuk straft.

De 19de Jasht bewaart een tal van hoogst merkwaardige, half mythische, half historische overleveringen, die ten deele in de latere Perzische mythische historie voortbestaan. — Omtrent den tijd van ontstaan van den Awesta heeft men evenmin zekerheid als omtrent dien van den Weda; met dit punt hangt ten nauwste samen de vraag, of men in Zoroaster een mythisch-legendarisch of een historisch persoon te zien heeft. Zooveel is zeker, dat de tijd van ontstaan niet na, doch veeleer veel vroeger te stellen is dan de 7de of 6de eeuw vóór Chr. — De bekendheid van den Awesta aan de Westerlingen dateert van ’t einde der 18de eeuw, toen Anquetil du Perron na een moeitevolle reis vol ontberingen er eindelijk in slaagde copieën van de Pārsï’s in handen te krijgen, die hij naar hunne aanwijzingen vertaalde. Sinds dien tijd is er ijverig gearbeid aan de verklaring dezer zoo moeilijke teksten, die voor de godsdienstwetenschap van zoo uitnemend groot belang zijn. De laatste kritische uitgave is die van K. Geldner, Avesta, die heiligen Bücher der Parsen, Stuttgart, 1895; het eenige bruikbare en voortreffelijke woordenboek is dat van Chr. Bartholomae, Altiranisches Wörterbuch, Strassburg 1904.