Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Apollo

betekenis & definitie

Apollo - zoon van Zeus en Leto (Latona), volgens de overlevering op het eiland Delos aan den voet van den berg Cynthus tegelijk met Artemis geboren, toen Leto, door Hera en den draak Python vervolgd, hier ten slotte een veilige schuilplaats vond. Apollo is de reine, de god des heils, der orde, beschermer der wet en van alles, wat goed en schoon en edel is in de natuur en onder de menschen; hij maakt de stervelingen den wil van den oppergod bekend en wie zich tegen dien wil verzet, heeft zijn toorn te duchten; met zijn pijlen, die hij van een zilveren boog afzendt, bereikt hij op iederen afstand den overtreder en brengt dood en verderf over hem; dood, pest en landplagen berusten in zijn verdelgende hand, doch ook zegen en kracht ter overwinning en alles wat heil aanbrengt of verderf af weert; hij zelf is een herder en zegent het vee met vruchtbaarheid en verdrijft ziekten. De zwaan en de wolf zijn o.a. de aan hem gewijde dieren, de olijfboom, de palm en de laurier (ontstaan door de herschepping van de door hem beminde en vervolgde nimf Daphne), de aan hem gewijde planten. Als verkondiger van den wil van Zeus is hij de god der voorzegging en van het orakel.

Aan zijn helder voorziend oog is niets verborgen, maar zijne uitspraken zijn voor het beperkte menschenverstand dikwijls duister, daarom heet hij de duistere. De voornaamste plaats waar hij zijne voorspellingen geeft, is Delphi of Pytho, dat hij spoedig na zijne geboorte in bezit nam na den draak Python geveld te hebben. Daarenboven had Apollo nog orakels te Abae in Phocis, bij Thebe aan den Ismenus, bij de bron Tilphossa in Boeotië, te Clarus bij Colophon, te Didyma bij Miletus en elders. Door zijne godspraken had Apollo den grootsten invloed op de openbare aangelegenheden der Grieken, op hunne staatsinrichtingen, op de verhuizing hunner stammen en de stichting van koloniën, hij is stedenstichter en koloniënzender, steden- en wegenbeschermer, hij heeft de muren van Troje en van Megara gebouwd. Als veelwetende godheid, die in orakeltaal den goddelijken wil openbaart, bezit hij ook de gave der dichtkunst, van het gezang en snarenspel. Bij Homerus speelt hij bij den maaltijd der goden op de lier en de Muzen begeleiden hem met haar gezang. Zoo wordt hij in ’t vervolg meester van alle schoone kunsten en aanvoerder der Muzen. Met den alzienden zonnegod Helios is de alwetende ziener Phoebus Apollo, de helschitterende, eerst later vereenzelvigd geworden.

Apollo was een der grootste goden bij de Grieken, wiens dienst algemeen verbreid en van den gewichtigsten invloed op de beschaving der Grieken was; vooral bij de Doriërs werd hij grootelijks vereerd. De voornaamste zetels van zijn eeredienst waren het dal Tempe, Delphi, van waar hij zich over Boeotië en het aangrenzende land verbreidde, Creta, Delos, de kusten van Klein-Azië. De feesten ter eere van Apollo vallen voornamelijk in de lente, waarin hem ter eere reinigings- en zoenfeesten op vele plaatsen gevierd werden. De Pythische spelen, waaraan geheel Griekenland deelnam, werden alle 4 jaren in den nazomer gehouden. Op het voorgebergte Actium vierde men te zijner eere om de 3 jaren met wedspelen en zeegevechten een feest, Actia, Actiaca, en sedert Augustus om de vijf jaren. De beeldende kunst stelt hem meest voor als een krachtig jongeling van een rijzige gestalte met trotsche, reine gelaatstrekken.

Het beroemdste thans nog bestaande, omstreeks 1500 uit de puinhoopen van Antium (Nettune), werwaarts het waarschijnlijk door Nero van Delphi was gevoerd, opgedolven standbeeld is de A. van Belvedère in het Vaticaan; hij is daar voorgesteld als de overwinnende god, die met een gevoel van edelen overwinnaarstrots en maar half onderdrukten strijdlust zijn gevelden vijand (Python) verlaat. De Romeinen ontvingen den Apollodienst van de Grieken. Reeds ten tijde der koningen zou het Delphisch orakel door hen geraadpleegd zijn. In het jaar 432 v. C. bouwde men hem te Rome den eersten tempel als A. medicus, den god, die pestziekten afweert, in welk opzicht de Romeinen hem voornamelijk vereerden. Ten tijde van den tweeden Punischen oorlog werden daar te zijner eere de Apollinarische spelen (ludi Apollinares) ingevoerd. Door Augustus, die dezen god hoog vereerde, werd het vieren der eeuwfeesten (ludi saeculares) van Dis en Proserpina op Apollo en Diana overgedragen.