Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aether

betekenis & definitie

Aether - (Gr.), bij de Grieken de hooge, lichtende luchtstreek, in tegenstelling tot de aer (dampkring), den zetel van Zeus. Later de uit het oorspronkelijk vuur bestaande, alles omvattende hemelruimte, waaruit de zon en de gesternten ontstonden, de verblijfplaats der goden. Gepersonifieerd is aether bij Hesiodus de zoon van Erebus en de Nacht, de kinderen van Chaos, dus het grondbeginsel van het heelal.

Volgens de Orphische hymnen de wereldziel, vanwaar alle leven uitgaat. De dichters vereenzelvigen hem ook met Zeus (Jupiter), die met vruchtbaarmakenden regen in den schoot der aarde doordringt. Bij de oude philosophen is hij de zetel van de alles bevruchtende levenswarmte.

Natuurkundig, hypothetische stof, waarvan het bestaan door Huyghens werd aangenomen teneinde de lichtverschijnselen te verklaren; volgens zijne undulatie-hypothese van het licht zou dit bestaan uit trillingen van den a. In de latere theorieën van het licht werd, nadat de proeven van Fresnel ten gunste van de theorie van Huyghens hadden beslist, eveneens de a. aanvaard als de middenstof, waarin de lichttrillingen zich voortplanten. Voorshands bleef het gebruik van den a. ook alleen tot de optische verschijnselen beperkt. Faraday echter kende ook op het gebied der electrische en magnetische verschijnselen aan den a. eene rol toe. Teneinde de tot op dien tijd gevolgde voorstelling van eene „werking op afstand” tusschen de „electrische resp. magnetische vloeistoffen” (zie ELECTRICITEIT, MAGNETISME) door eene betere te vervangen, nam hij aan, dat de electrische en magnetische verschijnselen zouden bestaan in spannings- en bewegingsverschijnselen in den a.; aan een electrostatisch veld b.v. zou een zeker stelsel spanningen en drukkingen in den a. beantwoorden (zie ELECTROSTATICA). Door Maxwell werden de voorstellingen van Faraday tot eene mathematische theorie uitgewerkt. Eenerzijds de proeven van Hertz omtrent de uit de theorie van Maxwell afgeleide eigenschappen der electrische golven, andererzijds de bevestiging van de conclusies uit de electromagnetische lichttheorie getrokken, gaven een hechten steun aan de hypothese omtrent den a. Pogingen om dieper in het wezen van den a. door te dringen en zich materiëele voorstellingen te maken van de in den a. plaatshebbende bewegingen mislukten evenwel ten eenenmale. Alleen kon, op grond van de zeer groote voortplantingssnelheid van het licht, wel worden aangenomen, dat de dichtheid van den a. zeer klein zou moeten zijn, en dat hiermede gepaard moest gaan een zeer groote weerstand tegen vormveranderingen. — In de onderstelling, dat een zich bewegend lichaam den a. bij zijne beweging meesleept, ontwikkelde Hertz de theorie van Maxwell verder voor het geval van zich bewegende lichamen. — Verschillende proeven bleken echter niet in overeenstemming te zijn met deze theorie, zoodat de onderstelling, dat de aether wordt meegesleept, moest worden opgegeven. — In de electronentheorie van Lorentz, die op de theorie van Maxwell gebaseerd was, en in zekeren zin als eene aanvulling er van is te beschouwen, bleef de a. eene dergelijke rol spelen als in die theorie. Echter nam Lorentz in tegenstelling met Hertz aan, dat de a. in rust bleef bij de beweging der lichamen, zoodat deze alle konden worden opgevat als te geschieden t. o. v. den a. Op deze wijze gelukte het, een groot aantal electrische en optische verschijnselen te verklaren.

Evenwel gelukte het niet, de afwezigheid van eenigen invloed der beweging der aarde om de zon op enkele verschijnselen, welke invloed wel uit de theorie van Lorentz zou volgen, te verklaren, zonder nieuwe onderstellingen te maken. Dit bracht Einstein er toe, de hypothese omtrent den a. geheel op te geven. Daarvoor in de plaats gaf hij zijn relativiteitsprincipe. Aangezien de invoering hiervan, gepaard met algeheele terzijdestelling van den a., eveneens tot groote moeilijkheden aanleiding geeft, zoo heeft zich op het tegenwoordige oogenblik nog geen algemeen aangenomen meening gevormd, in hoeverre er van de voorstelling omtrent den a. nog iets moet worden behouden. Velen zijn geneigd om er in zooverre aan vast te houden, dat onder den a. moet worden verstaan de driedimensionale ruimte, waarin wij leven, die, behalve de geometrische eigenschappen, ook nog de eigenschap bezit, drager te kunnen zijn van een electromagnetisch veld, waarbij het eene beteekenis heeft, te spreken van eene beweging t. o. v. dezen „aether”; is deze beweging nul, dan hebben we absolute rust, een begrip, dat, volgens de tot het uiterste doorgevoerde relativiteitstheorie, geen zin heeft. Verder worden dan aan dezen „aether” geen materiëele eigenschappen toegekend, en moet men er van afzien, zich hiervan eene verdere voorstelling te maken. Wanneer er in andere artikelen van a. wordt gesproken, dan wordt bedoeld de a. in dezen zin.